|
|||||||||||||||||||||||||
Megalitische monumenten ('hunebedden' en menhirs)Verschillende soorten megalitische monumenten Megalitische monumenten kennen we in verschillende vormen en soorten. We kunnen ze onderverdelen in grafmonumenten, losstaande menhirs, menhirrijen en steencirkels. Het woord megalitisch komt van de Griekse woorden mega (groot) en lithos (steen). Megalitische monumenten zijn dus monumenten gemaakt van grote stenen. En met grote stenen bedoelen we stenen van honderden, duizenden en zelfs tienduizenden kilogram zwaar.
Verschillende steensoorten en herkomstgebieden van de stenen Bij de megalieten die men gebruikt heeft voor het oprichten van de megalitische monumenten gaat het om diverse steensoorten die bovendien van heel verschillende herkomstgebieden kunnen stammen. Zo heeft men onder andere granieten, kalkstenen en conglomeraten gebruikt. Monumenten gemaakt van conglomeraten vinden we vooral in België. Het conglomeraat van Wéris komt daar in de directe omgeving van zulke monumenten voor. Conglomeraten zijn in feite het beton van de natuur. Ze bestaan uit grof aaneengekit sedimentmateriaal. Eigenlijk zijn het grotere, afgeronde steentjes en stenen die meestal met kalk, zand of ijzeroxiden als cement tot een vast gesteente zijn omgevormd.
Een bekend voorbeeld van een megalitische grafkamer die van kalksteen is gemaakt, is het Poulnabrone Dolmen dat we in het kalksteengebied van The Burren in Ierland vinden.
Granieten en granietachtige gesteenten zijn veel gebruikt voor de bouw van megalitische graven in vooral het noordoosten van Nederland, het noorden van Duitsland en Denemarken. Het gaat hier om zwerfstenen die tijdens de glacialen door de gletsjers uit het noorden van Europa naar onze gebieden zijn aangevoerd. Waar vinden we megalitische monumenten? Megalitische monumenten treffen we in verscheidene landen in Europa aan. Zo komen ze voor van het zuiden van Zweden, via Denemarken, Polen, Duitsland en Nederland tot in België en in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Verder zuidelijk liggen ze in grote delen van Frankrijk, in Portugal en Spanje. In Zwitserland, Italië en dan niet alleen op het vasteland maar ook op Sicilië en Sardinië vinden we ze. Zelfs op andere plaatsen langs de Middellandse Zeekust van Europa en in Noord-Afrika treffen we ze aan. Elders ter wereld vinden we ze bijvoorbeeld in de Kaukasus, India, Indonesië, Japan en Korea.
Hunebedden, dolmen, langgraven: een namendoolhof De megalitische grafmonumenten die we in Nederland (bijna allemaal in Drenthe) tegenkomen, staan hier bekend als hunebedden. Maar zodra we de grens overgaan, duiken ineens allemaal andere namen op. Vooral het dolmen hoor je noemen. De naam dolmen stamt uit Frankrijk waar hij overal in gebruik is voor grafmonumenten die met megalieten zijn gebouwd. Voor het Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië en Noord-Ierland) geldt datzelfde evenals voor Ierland. Ook Duitsland kent onder andere de naam dolmen. In bijvoorbeeld Portugal heeft het dolmen in de landstaal een andere naam: anta. En in Denemarken is een dolmen een dysse (of stendysse). Zo kent men er bijvoorbeeld het langdysse (langdolmen) en het stordysse (grootdolmen). In Duitsland heet een grootdolmen dan Großdolmen. Men kent daar ook nog het Urdolmen en het Ganggrab (ganggraf). Dat ganggraf heet in Denemarken weer jættestue. Duitsland kent verder het Hünengrab dat weer overeenkomt met het Nederlandse hunebed. Het Duitse Hünenbett wijkt echter nogal hiervan af. Met een hünenbett bedoelt men daar een graf dat omgeven is door een rechthoekige stenenkrans. Bij dat graf kan het om een megalitische grafkamer, een dolmen gaan. Men spreekt dan wel van een dolmen in een hünebett of van een langbett. Het hünebett hoeft echter geen (steen)kamer te bezitten. in Denemarken kent men dit graftype als langdysse, in Zweden als Långdös en in het Verenigd Koninkrijk als long barrow. In Nederland noemen we het een langgraf. En dat langgraf behoort dan samen met het portaalgraf, ganggraf, trapgraf in Nederland tot de hunebedden. ... ... Kortom: we hebben eigenlijk geen algemene naam voor deze megalitische graven. We hebben steeds te maken met aparte nationale benamingen en soms met afwijkende indelingen.
Door wie en wanneer werden de megalitische graven gebouwd? De Nederlandse hunebedden werden tijdens het Neolithicum (de Nieuwe Steentijd) gebouwd door het volk van de trechterbekercultuur. De trechterbekercultuur is een verzamelnaam voor een aantal verwante bevolkingsgemeenschappen. Kenmerkend bij deze gemeenschappen is onder andere het voorkomen van zogenaamde trechterbekers en soortgelijk aardewerk. Men woonde in vaste nederzettingen en kende landbouw. De gemeenschappen van de trechterbekercultuur kwamen voor in Scandinavië, Denemarken en van Nederland via Duitsland en Polen tot Wit-Rusland. Het gebied van de trechterbekercultuur wordt tegenwoordig ingedeeld in een aantal groepen. Noordoost Nederland en het aangrenzende Duitse gebied horen daarbij tot de zogenaamde Westgroep. Scandinavië, Denemarken en vooral de Duitse deelstaten Schleswig-Holstein en Mecklenburg-Vorpommern rekenen we tot de Noordgroep. Ongeveer het Poolse gebied valt in de Oostgroep. Daarnaast is er een Zuidgroep en een Zuidoostgroep. Opvallend is dat niet in het hele gebied van de trechterbekercultuur megalitische grafmonumenten voorkomen. In andere, niet tot de trechterbekercultuur behorende gebieden komen wel weer megalitische grafmonumenten voor. Zo worden de Belgische megalieten gerekend tot de eveneens neolithische Seine-Oisne-Marnecultuur. De oudste megalitische graven komen voor in Frankrijk, in Bretagne in het westen van het land. Ze zijn zo'n 6500 jaar oud. Onze hunebedden zijn bijna 5500 jaar geleden ontstaan, tijdens het vierde millennium v. Chr. Tijdens dat millennium verrezen ook megalitische grafmonumenten in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Portugal.
Waaruit bestaat een megalitisch graf en hoe zag het er oorspronkelijk uit? De stenen monumenten die we tegenwoordig als megalitische grafkamers kennen, zijn vaak alleen maar de geraamten van deze bouwwerken. Oorspronkelijk waren de holten tussen de grote stenen met kleinere stenen opgevuld en lag er over het geheel een aarden heuvel. De opvulling met die kleinere stenen (stopstenen) zorgde ervoor dat de aarde niet in de grafkamer kon doordringen. Soms is in de grafkamers nog een deel van de oorspronkelijke stenen vloer terug te vinden. Rondom het grafmonument kon nog een krans met zulke megalitische stenen voorkomen. Mogelijk zorgde die ervoor dat de aarde op het monument niet kon wegglijden of wegstromen. Net zoals van gebied tot gebied andere benamingen voor deze monumenten kunnen gelden, hebben we er vaak te maken met verschillende soorten grafkamers die gemeenschappelijk hebben dat ze met grote stenen zijn gebouwd. In het onderstaande zullen we in het kort de opbouw van een megalitisch graf bekijken zoals dat in het gebied van de trechterbekercultuur kon voorkomen. Inmiddels zal echter wel al duidelijk zijn dat nogal wat variaties mogelijk zijn.
De grafkamer van het megalitisch monument is opgebouwd uit draagstenen waarop dekstenen rusten. Aan de voor- en achterzijde werd het monument afgesloten met sluitstenen. De open ruimtes tussen de grote stenen werden opgevuld met kleinere stenen, de zogenaamde stopstenen. Sommige grafkamers kenden een gangetje (portaal/toegangsgalerij) dat de toegang tot het graf vormde. Over het geheel was oorspronkelijk een heuvel opgeworpen die door een stenenkrans begrensd kon zijn.
Het 'Seelenloch' Soms komen we in een van de sluitstenen een gat (rond of boogvormig) tegen. Vaak wordt dit gat aangeduid als een 'Seelenloch'. Letterlijk vertaald betekent dat 'zielengat'. Van dit gat werd gedacht dat het zou kunnen dienen om de ziel of de geest van de gestorvene naar buiten en naar binnen te laten gaan. Ook wordt wel beweerd dat het gat zou dienen om de doden in de grafkamer te brengen al rijst dan meteen weer de vraag of het gat daar altijd groot genoeg voor is. In 1985 schreef Joseph Cesari in zijn artikel 'Les dolmens de la Corse', dat in het tijdschrift Acheologica (Prehistoire & Archeologie) verscheen, in ieder geval al dat tijdens de opgraving van het dolmen van Figa-la-Sarra in de gemeente Olmeto, grote brokken klei gevonden werden die gediend zouden kunnen hebben om het gat in de sluitsteen te verzegelen na de respectievelijke bijzetting van lichamen. Eenduidigheid over de functie van de betreffende gaten is er dus niet en wellicht is de naam 'Seelenloch' dan ook niet neutraal genoeg.
Vernielen en slopen van megalitische monumenten Wat we nu van megalitische monumenten terugvinden, is maar een deel van wat er ooit geweest is. In Nederland liggen nog 54 hunebedden, maar oorspronkelijk moeten het er waarschijnlijk meer dan honderd geweest zijn. En van die 54 hunebedden is er geen enkel compleet. Meestal ontbreken wel een of meerdere dekstenen of draagstenen en zijn de kransstenen verdwenen. In de loop der eeuwen zorgde bijgeloof voor een soort bescherming van de monumenten. Ze werden in verband gebracht met geesten, spoken en duivels waardoor het rond deze graven niet pluis was. Je kon maar beter uit de buurt ervan blijven. Ook met de opkomst van het Christendom in de Vroege Middeleeuwen bleef dit geloof levendig. Alleen golden de monumenten in de ogen van de christenen als heidens en in hun optiek dus als slecht. De afkeer ervan overwon het dan vaak van de angst waarbij men er dan geen moeite mee had om de grote stenen met wiggen te kloven om vervolgens de verkleinde stukken te gebruiken bij de bouw van kerken en andere gebouwen. Later, vooral vanaf het begin van de industrialisering, ging men de megalitische monumenten nog anders bekijken. Men zag ze vooral als miniatuursteengroeven waar je op wat grotere schaal materiaal kon halen voor het aanleggen en verharden van wegen. Ook als grondstof voor gebouwen bleef men ze gebruiken. Een andere bedreiging voor de Nederlandse hunebedden kwam tijdens de eerste helft van de 18e eeuw toen de paalworm (Teredo navalis, een boormossel) in het hout van de zeeweringen en dijkbeschoeiingen toesloeg. Men ging er toen toe over om de dijken met stenen te bekleden. Om aan die stenen te komen, werden wel grote zwerfstenen van de hunebedden gebruikt. Er werden gaten in de stenen geboord, die men met buskruit opvulde, waarna de springlading tot ontploffing werd gebracht. Op die manier werden de grote zwerfstenen tot kleinere brokken gereduceerd. Tegenwoordig zijn bij enkele Nederlandse hunebedden zulke boorgaten in de stenen nog zichtbaar, bijvoorbeeld bij D14 'Eexterhalte' in Drenthe en bij G1 'de Steenbarg' bij Noordlaren in Groningen. Nu is het slopen van megalitische monumenten helaas niet helemaal verleden tijd. Te vaak komt het nog voor dat ze slachtoffer van vandalisme worden.
Naast de megalitische grafmonumenten kennen we menhirs. Menhirs bestaan uit in het landschap opgerichte stenen, vaak met een zuilvormig karakter. Hierbij kan het gaan om solitaire menhirs. Er komen ook rijen menhirs (zogenaamde alignements) of steencirkels (cromlechs) voor. In Nederland treffen we geen menhirs aan. Vaak is niet duidelijk of de menhirs uit het Neolithicum of uit de erop volgende Bronstijd stammen. Ook leest men wel van steencirkels uit de IJzertijd. Over de precieze functie van menhirs tast men in het algemeen nog in het duister. Zie ook: Jan Weertz - Langs stenen erfenissen Megalitische monumenten in (andere) Europese landen (klik op het land):- België- Denemarken - Duitsland (deel 1: inleiding) - Duitsland (deel 2: foto's met beschrijvingen van megalieten in geheel Duitsland) - Duitsland (deel 3: foto's met beschrijvingen van megalieten in de deelstaat Niedersachsen) - Frankrijk - Groot Brittannië/Noord-Ierland (Verenigd Koninkrijk) - Ierland - Megalieten (hunebedden) in Nederland (1) - Megalieten (hunebedden) in Nederland (2) - Megalieten (hunebedden) in Nederland (3) - Portugal Tekst:
Jan Weertz |
|||||||||||||||||||||||||
© De Belemniet |