|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klimaatverandering in NederlandDe geschiedenis herhaalt zichErgens in het midden van Nederland. Je vindt het de normaalste zaak van de wereld als je naar buiten kijkt de straat, het weiland, het bos in de verte, de huizen om je heen te zien. Overal om je heen is land. Dat dit alles er in de toekomst radicaal anders uit kan zien, lijkt onvoorstelbaar. Je hoort wel van klimaatverandering en hoewel de tekenen die daarop wijzen duidelijk aanwezig zijn, lijken extreme veranderingen in je leefomgeving toch vrij onwerkelijk. Extreme weersituaties komen steeds vaker voor maar op de een of andere manier lijk je ze al snel als normaal te accepteren. Na lange perioden van hitte en droogte hoor je tijdens het weerpraatje op de televisie nog steeds dat het “lekker zonnig weer gaat worden”. En als het eens kortere tijd wat koeler is dan is het al snel “veel te koud voor de tijd van het jaar”. Met zulke waardeoordelen wordt de indruk gewekt dat warm, zonnig en droog als de normale situatie gezien moeten worden. Klimaatverandering okay? Onvoorstelbare veranderingen die op ons afkomen? Je denkt dat het allemaal wel mee zal vallen. Dat het hier misschien ooit dor en droog zal zijn, dat hier wellicht ooit de zee zal zijn, dat hier extreme temperaturen zullen heersen en mogelijk regelmatig zeer zware stormen voor ongekende vernielingen en overstromingen zorgen? Om je een dergelijke werkelijkheid voor te stellen, is wel veel fantasie en inlevingsvermogen nodig. Maar toch, ooit in het verleden was het volledig anders. Wat nu Nederland is, was toen als zodanig totaal onherkenbaar. En waarom het zo anders was? Waarom het klimaat toen zoveel verschilde? Daarvoor waren verschillende factoren verantwoordelijk. De ene keer was het de ene factor, de andere keer weer een andere. Soms was er een combinatie van factoren. Daar zullen we nu niet dieper op ingaan. Waar het hier om gaat, is het feit dat het steeds weer anders was (afbeelding 1), dat een totaal ander Nederland niet zo onvoorstelbaar is als je wel denkt.
Vaak zijn het gesteenten en de regelmatig erin voorkomende fossielen die ons iets over vroegere klimaten en het landschap in het verre verleden vertellen. Soms komen die gesteenten in Nederland aan of nabij de oppervlakte voor. Op andere plaatsen in ons land kunnen ze dieper in de bodem voorkomen. Het kan ook gebeuren dat ze elders niet in de bodem voorkomen. Net als nu was het Nederlandse landschap in het verre verleden niet altijd overal hetzelfde. Nu vinden we in ons land ook niet overal een waddenlandschap, een kustgebied, zandgebieden of veengebieden. Er is verscheidenheid alom. In het verre verleden was dat vaak niet anders. De veranderingen in klimaat en omgeving gaan we nu wat nader bekijken. We laten grote tijdseenheden van vele miljoenen jaren in een keer de revue passeren. Tijdens die grote tijdseenheden is het heus niet steeds hetzelfde geweest zijn, maar om dit verhaal een beetje compact te houden, zullen we alleen de grove lijn bekijken. Tropische moerasbossen in
Zuid-Limburg
In het algemeen kan gezegd worden dat het klimaat tropisch was en dat het dus een stuk warmer was dan tegenwoordig. Dat zien we aan bepaalde gesteenteafzettingen uit die periode, bijvoorbeeld de steenkoollagen. In deze steenkoollagen vinden we de sporen van grote bomen en varens (afbeelding 2 t/m 4). Het gaat dan bijvoorbeeld om afdrukken van takken en bladeren. Ook kunnen we er getuigen van dierenleven uit die tijd tegenkomen. De steenkool is ontstaan uit dikke veenlagen die destijds in uitgestrekte tropische moerasbossen ontstonden.
In Zuid-Limburg komt die steenkool maar enkele tientallen tot honderden meters onder de oppervlakte voor. Direct over de grens vinden we hem zelfs aan de oppervlakte. Verderop in Nederland zit hij ook, maar dan wel een stuk dieper. Waar nu onze huizen staan, waar we nu wonen en werken was toen dus een groot tropisch moerasbos. En nu en dan rukte de zee op en overspoelde dan dat moerasbos. Het was toen totaal anders dan nu.
Een zeer zoute zee in
Oost-Nederland
Ook in ‘onze’ zee uit het Perm nam het zoutgehalte steeds verder toe door zo’n geringe aanvoer van vers oceaanwater in combinatie met het hete, droge woestijnklimaat dat voor een flinke verdamping zorgde. Wat we er tegenwoordig in de ondergrond van terugvinden, is een behoorlijk dik pakket zoutafzettingen. Dit zout wordt in noordoost Nederland voor consumptie en voor de industrie gewonnen (afbeelding 5). Men lost het op grote diepte (van ongeveer een halve tot drie kilometer diep) op en pompt het vervolgens naar de oppervlakte. Het aardgas uit het noorden van Nederland is ook afkomstig uit gesteenten uit de Permperiode. Het bevindt zich in tot zandsteen verhard zand dat afkomstig is van dat eerder genoemde gebergte. Alleen is het aardgas niet in dit gesteente ontstaan. Het is tijdens het inkolingsproces van de steenkool uit het Carboon ontstaan en later hogerop in die zandsteenlagen gevangen geraakt doordat de zoutlagen er boven verhinderden dat het ontsnapte. En zo hebben alledaagse zaken zoals zout en aardgas weer een geschiedenis die ons terugvoert naar tijden waarin het er hier dus heel anders uitzag en er een heel ander klimaat dan nu heerste! Een hete woestijn in de
Achterhoek
Een zonnige strandvakantie aan de
hete Costa del Winterswijk
En weer is overal om ons heen een warme zee Na de Trias komen we in de Juraperiode (203-144 miljoen jaar geleden) terecht. Ook toen was het klimaat veel warmer dan tegenwoordig. Van deze periode vinden we nabij de oppervlakte sporen in de Achterhoek. Het zijn donkere kleien (afbeelding 8) uit het begin van deze periode in slootjes en beken in de omgeving van Winterswijk. Ook in de eerder genoemde kalksteengroeve heeft men boven de Triasgesteenten afzettingen uit de Jura gevonden. Uit latere delen van deze periode komen in het gebied ook afzettingen nabij de oppervlakte voor.
Van de Krijtperiode (144-65 miljoen jaar geleden) is heel wat meer in Nederland teruggevonden. Afzettingen uit het vroege deel van het Krijt (Onder-Krijt) zijn in beekjes in de Achterhoek ontsloten en als zandsteen vinden we ze in de Staringgroeve (afbeelding 12) in het oosten van Twente. Om er meer van te zien, moeten we echter even de grens over, naar de omgeving van Bad Bentheim in Duitsland (afbeelding 9). Voor het latere deel van het Krijt (Boven-Krijt) moeten we vooral in Zuid-Limburg zijn waar er op behoorlijk veel plekken sporen van te vinden zijn. Zwerven door broeierige moerassen
en lagunes en pootje baden in de zee in Oost-Twente
In Bad Bentheim is deze zandsteen werkelijk overal aanwezig. Zo is het kasteel dat hoog boven de plaats uittorent, niet alleen gebouwd van deze Bentheimer Zandsteen, het staat ook op een rots van dit gesteente. Bentheimer Zandsteen was in het verleden ook buiten het gebied waar hij voorkomt een geliefde bouwsteen (afbeelding 9).
Soms zijn in de bouwsteen stukken drijfhout te zien die destijds samen met het zand in de zee gespoeld zijn (afbeelding 10 en 11). Soms komen in de zandsteen ook kruip- en graafsporen voor van dieren die zich op de bodem van de zee ophielden (afbeelding 11). Veel andere fossielen zullen we in deze zandsteen niet vinden. In de iets jongere Gildehauser Zandsteen die ook in het gebied voorkomt en die eveneens uit het Onder-Krijt stamt, vinden we ze wel.
Door het kalkgehalte van de Gildehauser Zandsteen vermoeden we dat de ondiepe zee, waarin hij werd afgezet, ook warm was. Deze Gildehauser Zandsteen vinden we ook in de Staringgroeve in Losser in Nederland (afbeelding 12).
Wadlopen in tropisch
Zuid-Limburg
Net zoals we al eerder bij de omgeving van Bad Bentheim zagen, kwamen op die manier drijfhout en andere resten van de landflora in zee terecht. Later werd er kalk afgezet in een warme subtropische tot tropische zee waarin het wemelde van het leven (afbeelding 14 en 15).
Deze kalksteen is de afgelopen eeuwen door de mens voor allerlei doeleinden gebruikt. In Zuid-Limburg en omgeving is er in het verleden veel mee gebouwd. We treffen daar nog veel huizen, kerken en kastelen van deze kalksteen aan. Later is men de kalksteen ook gaan gebruiken als grondstof voor cement.
De geologische periode die na het Krijt komt, is het Tertiair. Het Tertiair duurde van ongeveer 65 miljoen jaar geleden tot 2,5 miljoen jaar geleden. Tegenwoordig wordt het Tertiair (vaak) opgedeeld in twee perioden: Paleogeen en Neogeen. Voor dit verhaal kijken we naar het Neogeen dat uit de tijdvakken Mioceen en Plioceen bestaat. Na het Krijt hadden we nog steeds te maken met een tropisch klimaat. Maar dat bleef niet gedurende het hele Tertiair zo. Er kwamen behoorlijke klimaatschommelingen voor. Tijdens het Plioceen kwamen we in een gematigd klimaat terecht, maar het bleef toch nog warmer dan tegenwoordig. In de loop van dit tijdvak werd het langzaam kouder. De afzettingen uit het Mioceen en Plioceen die we hier bekijken, treffen we in het oosten en zuidoosten van Nederland aan. Ze komen daar op geringe diepte in de bodem voor. Er zitten veel fossielen in die weer wijzen op het voorkomen van de zee.
En weer was er de zee in de Achterhoek Fossielen uit het Mioceen (ongeveer 23 tot 5 miljoen jaar geleden) vinden we bij Miste in de buurt van Winterswijk in de Achterhoek (afbeelding 16). De laag met deze fossielen komt op geringe diepte in de bodem voor. In die laag treffen we vooral fossielen aan van bivalvia (tweekleppigen), gastropoda (slakken), scaphopoda (stoottanden) en haaientanden. Maar er zijn ook overblijfselen van bijvoorbeeld zee-egels en solitaire koralen gevonden. Ze behoren bij dieren die daar in een ondiepe, subtropische zee leefden.
Aan de oostkant van de Noordzee bij Uden en Cuijk Verder
naar het
zuiden zijn bij het winnen van zand op maar iets meer dan 10 meter
diepte bij Mill-Langenboom (ongeveer tussen Uden en Cuijk in
Noord-Brabant) ook weer grote aantallen fossielen tevoorschijn gekomen (afbeelding
17 en 18).
Ze stammen uit het latere deel van het Mioceen en het begin van het
Plioceen (ongeveer 5 tot 2½ miljoen jaar geleden; de
temperaturen lagen toen iets hoger dan tegenwoordig). Daar bevond zich
het zuidelijk deel van de Noordzee die toen nog een groot deel van
Nederland overspoelde. Ook op deze vindplaats komen grote
aantallen haaientanden en fossielen van bivalvia, gastropoda en
scaphopoda voor. Maar er worden ook botten en andere resten gevonden
van onder andere walvissen, zeehonden, dolfijnen en allerlei soorten
zeevogels zoals papegaaiduikers, jan-van-genten, alken en
albatrossen.
In de uitgestrekte moerasbossen bij Heerlen in Zuid-Limburg Gaan we nog een stuk verder naar het zuiden, dan komen we in de buurt van Heerlen in Zuid-Limburg op geringe diepte bruinkool tegen (afbeelding 19). Bij deze bruinkool gaat het om uitlopers van uitgestrekte en meer dan honderd meter dikke bruinkoolafzettingen in de Niederrheinische Bucht (Nederrijnse Laagvlakte) in Duitsland. Deze bruinkool is ontstaan uit veen dat hier zo’n 20 miljoen jaar geleden in uitgestrekte veenmoerassen en bosvenen in een langzaam dalende kustvlakte tijdens een subtropisch klimaat voorkwam.
IJstijden en glacialen De geologische periode waarin we nu leven, is het Kwartair. Ze begon ongeveer 2½ miljoen jaar geleden en het was sindsdien vaak een heel stuk kouder dan in de lange perioden ervoor. Het Kwartair wordt namelijk gekenmerkt door een ijstijd en eigenlijk zitten we daar nu nog steeds in, hoe vreemd dat ook klinkt. Een ijstijd is namelijk een tijd waarin gletsjers voorkomen. En dat is nu het geval, hoewel die gletsjers steeds verder beginnen weg te smelten …… Een ijstijd bestaat uit glacialen die worden afgewisseld door interglacialen. Tijdens glacialen rukt het landijs op om zich vervolgens tijdens interglacialen weer terug te trekken. Tegenwoordig leven we in zo'n interglaciaal. Maar ook tijdens de glacialen was het niet altijd even koud. We delen ze daarom weer onder in koude stadialen waarin het ijs zich uitbreidde en minder koude interstadialen. Regelmatig hoort men dat de begrippen 'glaciaal' en 'ijstijd' door elkaar worden gebruikt. Glacialen worden dan wel ijstijden genoemd maar dat is dus eigenlijk niet helemaal juist.
Tijdens de glacialen van de kwartaire IJstijd raakten grote delen van het noordelijk halfrond bedekt door reusachtige ijskappen. Doordat veel water in de vorm van ijs op het land was opgeslagen, lag de zeespiegel een stuk lager dan tegenwoordig. Zo zou het bijvoorbeeld tijdens de laatste twee glacialen mogelijk zijn geweest om van het gebied dat we nu als Nederland kennen naar het gebied dat nu Groot-Brittannië is te lopen zonder natte voeten te krijgen. De Noordzee lag namelijk droog door die lagere zeespiegel. Van het voorlaatste glaciaal, het Saale-glaciaal (238.000 - 128.000 jaar geleden), weten we dat honderden meters dikke gletsjertongen tot diep in ons land doordrongen. Ongeveer de helft van Nederland werd erdoor bedekt. Tijdens het laatste glaciaal, het Weichsel-glaciaal (116.000 - 11.500 jaar geleden), kwam het ijs bij ons niet zo ver. Wel heersten hier toen barre, polaire omstandigheden. Dat is heel wat anders dan wat we nu kennen. Voor wie in onze tijd tijdens de hittegolven en andere warme dagen aan onze waterplassen en rivieren ligt te zonnen en wellicht te puffen, moet dit onwerkelijk overkomen. Een dikke jas was destijds meer op z’n plaats geweest. En misschien was dat niet eens voldoende om warm te blijven.
Door de gletsjertongen van het landijs zijn grote hoeveelheden gesteentepuin uit Scandinavië naar onder andere Nederland aangevoerd. Tot dat puin behoren ook heel grote keien. De hunebedden in Drenthe zijn ervan gebouwd. Nijkerk en Barneveld onder een dikke laag ijs Doordat de gletsjers als enorme bulldozers werkten, stuwden ze ook dikke pakketten van de bodem op. Hierdoor ontstonden de zogenaamde stuwwallen. Dergelijke stuwwallen treffen we op meerdere plaatsen in het midden van Nederland aan. Denk daarbij maar aan de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug die aan beide kanten van zo’n voormalige gletsjertong liggen. Op de plek van de gletsjertong zelf is een diep bekken uitgesleten dat we nu als de Gelderse Vallei kennen. Tijdens de warmere periode tussen de laatste twee glacialen was het iets warmer dan tegenwoordig. Het bekken kwam toen onder water te staan doordat de zeespiegel steeg. Geleidelijk raakte het bekken weer met sedimenten opgevuld, onder andere met de zeeklei die we er nu nog in de bodem kunnen terugvinden. Tijdens het laatste glaciaal werd dekzand afgezet in dit gebied dat we nu dus als de Gelderse Vallei kennen. Later waren er plaatselijk nog veenafzettingen in moerassige gebieden. We mogen dus wel zeggen dat de Gelderse Vallei tijdens het Kwartair heel wat gedaanteveranderingen heeft ondergaan. Voor wie tegenwoordig in het gebied tussen bijvoorbeeld Nijkerk, Voorthuizen, Barneveld en Hoevelaken onderweg is, lijkt dit nauwelijks voorstelbaar.
Zandstormen en stofstormen in Nederland
Tijdens de glacialen kwamen ten zuiden van het landijs de al eerder genoemde poolwoestijnen voor. Daar had de vegetatie nauwelijks een kans. Grote hoeveelheden zand en fijner materiaal werden door de wind weggeblazen. De löss in bijvoorbeeld Zuid-Limburg is ontstaan door de afzetting van dergelijk fijn materiaal dat meer noordelijk werd opgewaaid en over grote afstanden in de lucht getransporteerd. Wie ooit tijdens een storm op het strand of in een ander zandrijk gebied heeft gelopen, weet dat zandkorrels op een pijnlijke manier de huid kunnen striemen. Zand kan zandstralen! Soms vinden we zelfs stenen die tijdens de glacialen in de poolwoestijn door het zand gezandstraald zijn. We noemen ze windkanters. Ze hebben typische geslepen oppervlakten waarbij duidelijke 'ribben' te zien zijn.
Het interglaciaal waarin we ons tegenwoordig bevinden, kennen we als het Holoceen. En hoewel het klimaat tijdens dit Holoceen niet altijd even ideaal was voor de mens, viel er wel mee te leven. Met de huidige klimaatverandering zou dat weleens anders kunnen worden. Meer weten over de vondsten bij Mill-Langenboom? Van reuzenhaai
tot Chalicotherium (fossielen uit Mill-Langenboom)
uit 2013 van Noud
Peters informeert uitgebreid over de vondsten bij Langenboom. Er is
ruime aandacht voor haaientanden van deze locatie. Het boek is een
uitgave van Oertijdmuseum
De Groene Poort (158 bladzijden). Tekst : Jan Weertz
Foto's: Jan en Els Weertz |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© De Belemniet |