De Belemniet

Home

Onderwerpen

Producten

Excursiepunten

Contact

Links

Over ons

Sitemap

Zandverstuivingen of stuifzandgebieden: Hulshorsterzand

Zandverstuivingen en stuifzandgebieden bestaat uit drie delen. Het Hulshorsterzand is er een van. Samen geven ze een goed beeld van dit fenomeen. Kijk ook naar de andere twee delen van zandverstuivingen en stuifzandgebieden:

Kootwijkerzand

Lange Duinen en Korte Duinen

Het Hulshorsterzand (afbeelding 1) is een grote zandverstuiving of stuifzandgebied dat ten zuiden van de A28 tussen Harderwijk en Nunspeet in de provincie Gelderland ligt. Het is eigendom van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. 

Hulshorsterzand
Afbeelding 1. Enkele impressies van het Hulshorsterzand.

Parkeren
Als startpunt voor een bezoek aan het Hulshorsterzand kan gebruik gemaakt worden van een parkeerplaats ter hoogte van de Hierderweg 19 bij Hulshorst. GPS-coördinaten parkeerplaats: N 52°09.917' - O 005°30.709'  Een andere parkeerplaats ligt aan de Klarenweg bij Hulshorst. Beide parkeerplaatsen bevinden zich ten zuiden van de snelweg A28.

Hulshorsterzand
Afbeelding 2. Aan het reliëf met zijn begroeide duinen is te zien dat we ook hier met stuifzand te maken hebben. Om het stuivend zand een halt toe te roepen, plantte men in het verleden bomen, vooral grove dennen. Die zijn hier op de achtergrond te zien (foto links).  Maar ook op plekken waar heide groeit, wordt het zand vastgehouden (foto rechts).

Algemeen
Zandverstuivingen of stuifzandgebieden komen nog op een aantal plaatsen in Nederland voor. Aan de basis van deze zandverstuivingen staat dekzand dat tijdens het laatste glaciaal (Weichselien) werd afgezet. Toen het klimaat milder werd, ontstond op dit dekzand vooral bos. Later rooide de mens dat voor een belangrijk deel weer gerooid, omdat hij het hout goed kon gebruiken maar ook omdat hij de grond nodig had voor landbouw en veeteelt. Door verkeerd gebruik van de bodem kwam het onderliggende dekzand echter weer bloot te liggen waardoor de wind vrij spel kreeg. Het dekzand begon te verstuiven en er ontstonden steeds grotere stuifzandgebieden. Waar deze stuifzandgebieden een voldoende groot oppervlak besloegen, konden zelfs zandduinen ontstaan. In de tweede helft van de 19de eeuw kenden de stuifzandgebieden hun grootste uitbreiding in Nederland. Ze kwamen op verscheidene plaatsen voor en ze namen een behoorlijk oppervlak in beslag. Het hoeft niet te verwonderen dat de stuivende, oprukkende en zich verplaatsende zandgebieden akkers, grasland en zelfs nederzettingen bedreigden. Meer dan eens gebeurde het dat de mens zijn land en woning moest opgeven om zich daarna naar elders terug te trekken. Om dit gevaar het hoofd te bieden, werd bos aangeplant om het zand op te vangen (afbeelding 2). In dat bos is vaak nog steeds het reliëf van het voormalige stuifzandgebied te zien. Door de aanplant van het bos konden aan de rand van de stuifzandgebieden hoge zandwallen ontstaan. Later ging de mens steeds meer stuifzand bebossen. Daarbij werd vooral naaldhout (meestal grove den) aangeplant. Tegenwoordig is van de stuifzandgebieden minder dan 1500 hectare over. 

stuivend zand
Afbeelding 3. Als er voldoende wind is, kan zand behoorlijk stuiven. Dat zien we hier op het strand bij Oostkapelle (Zeeland) bij een storm met windkracht 11. Als de storm opkomt, waait het zand alleen nog maar op lage hoogte over het strand (linksboven). Als het dan harder gaat waaien, is van het strand zelf al niets meer te zien. Als de storm vol op de kust staat, is van mensen alleen nog maar het bovenste gedeelte te zien doordat de wegwaaiende zandlaag een behoorlijke dikte heeft. Maar ook op gezichtshoogte vliegen veel zandkorrels met flinke snelheid door de lucht. Ze voelen als pijnlijke speldenprikken op de huid aan (onder).
Bij harde wind en stormachtig weer kan zulk stuivend zand op het Hulshorsterzand ook waargenomen worden.

Sedimenten van de Rijn

Het Hulshorsterzand ligt aan de noordelijke flank van de stuwwal van de Veluwe. Voor de geologische geschiedenis ervan beginnen we ongeveer 850.000 jaar geleden. Het gebied ziet er dan heel anders uit dan tegenwoordig. De Rijn en de Maas zijn in die tijd hoofdrolspelers die grote hoeveelheden grind, zand en fijner materiaal via ons land afvoeren naar hun destijds in de Noordzee liggende delta. Ook Nederland raakt verder opgevuld met deze sedimenten. Voor de noordelijke helft van het land – en daardoor ook voor het gebied dat tegenwoordig het Hulshorsterzand vormt – is de Rijn verantwoordelijk. Sediment ervan uit die tijd is zelfs tot in de provincie Groningen teruggevonden. In de loop der volgende honderdduizenden jaren blijft de Rijn voor sedimentatie van grind, zand en fijner materiaal in grote delen van de noordelijke helft van Nederland zorgen.

Hulshorsterzand
Afbeelding 4. Het stuifzandgebied bestaat uit meer dan alleen maar zand. We komen er ook kleinere en grotere steentjes tegen (links). Meer daarover bij afbeelding 5. Waar zich vegetatie op het zand weet te handhaven, krijgen we met bodemvorming te maken (midden). Op het Hulshorsterzand komen we op verscheidene plaatsen spontane uitzaaiing van dennen voor. We noemen dit vliegdennen (rechts).

Gletsjers tijdens het Saale-glaciaal
Maar aan de situatie waarin de Rijn een grote invloed heeft, komt een grote verandering, als zo’n 150.000 jaar geleden tijdens het voorlaatste glaciaal (Saalien) reusachtige gletsjers vanuit het noorden oprukken. In die tijd waren grote delen van Amerika en Europa bedekt met een dik pakket landijs dat in het hoge noorden mogelijk zo’n drie kilometer dik was.
De gletsjers van het landijs die het midden van Nederland bereikten, bevonden zich aan het uiteinde van dit landijspakket en ze waren veel minder dik. Maar met een dikte die meer dan 200 meter geweest moet zijn, waren ze zeker erg imposant. Deze gletsjers groeven zich in het midden van Nederland in de bodem. Deze bodem duwden ze aan de voorkant en zijkant als een bulldozer omhoog. Waar nu het Hulshorsterzand ligt, bestond die bodem toen uit vooral grind, zand en fijner materiaal dat er eerder door de Rijn was afgezet. Doordat de gletsjers zo dik (hoog) waren, bereikte de opgestuwde bodem ook een flinke hoogte. Toen de gletsjers aan het einde van het glaciaal verdwenen, bleven op de plaatsen waar ze geweest waren depressies (laagten) over die we glaciale bekkens noemen. Aan de voorkant en de zijkanten ervan kunnen we stuwwallen vinden. De Gelderse Vallei – die ten zuidwesten van het Hulshorsterzand ligt - is zo’n depressie en de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn de stuwwallen aan de zijkanten ervan. De stuwwal van de Veluwe ten zuiden van het Hulshorsterzand bestaat voor een belangrijk deel uit die opgestuwde afzettingen van de Rijn.

zwerfstenen Hulshorsterzand
Afbeelding 5. De foto links laat enkele van de meest voorkomende soorten zwerfstenen zien van het Hulshorsterzand zien. 1) vuurstenen (kunnen zowel door de gletsjers als de Rijn zijn aangevoerd), 2) granieten en granietachtige stollingsgesteenten uit de keileem, 3) grote kwartsen uit granietgesteenten, 4 lydiet/kiezellei van de Rijn, 5) kwarts, zowel van de Rijn als uit de keileem. De foto in het midden is een close-up van de granieten en granietachtige stollingsgesteenten. De foto rechts is een close-up van de vuurstenen. De speld is 3 centimeter.

Keileem
De reusachtige gletsjers van het Saale-glaciaal transporteerden gesteentepuin vanuit Scandinavië en het Baltisch gebied naar onze omgeving. Dit gesteentepuin kennen we als morenes. Zo ontstaan er bijvoorbeeld zijmorenes aan de zijkanten van de gletsjer en eindmorenes bij de uiterste ijsuitbreiding ervan. Tijdens een glaciaal kunnen de gletsjers van het landijs zelfs hele stukken van de bevroren bodem in hun geheel opnemen. Als uiteindelijk gletsjers zich terugtrekken blijft het getransporteerde gesteentepuin achter. Bij ons komen we dat morenemateriaal op veel plaatsen in de bodem als keileem tegen. Deze keileem is een mengsel van zand, leem en stenen in allerlei formaten. Onze zwerfstenen uit het verre noorden en noordoosten zijn afkomstig uit deze keileem (afbeelding 5).

Dekzand
Ongeveer 116.000 jaar geleden begint het laatste glaciaal (Weichselien). Opnieuw rukte het landijs vanuit het noorden op, maar deze keer bereikten de gletsjers Nederland niet. Wel heersten hier toen vaak barre, polaire omstandigheden. Tijdens een deel van het Weichsel-glaciaal waren de omstandigheden zo bar dat er nauwelijks begroeiing voorkwam. Zo kon de bodem gaan verstuiven. Het wegwaaiende materiaal werd elders weer afgezet. We kennen het als dekzand. Het staat aan de basis van onze zandverstuivingen.

microlieten Mesolithicum Hulshorsterzand
Afbeelding 6. De microlieten van deze afbeelding zijn in 1952/1953 op het Hulshorsterzand gevonden. De ingevoegde tekeningetjes laten enkele van de vele vormen zien die we bij microlieten tegenkomen. De speld is 3 centimeter. Op de pagina pijlpunten van (vuur)steen voor pijl en boog is meer informatie te vinden over microlieten en stenen pijlpunten in het algemeen.

Zwerfstenen op het Hulshorsterzand
Van deze geologische geschiedenis van het gebied vinden we nu nog sporen terug op het Hulshorsterzand: de zwerfstenen (afbeelding 5). Deze kunnen zowel uit rivierafzettingen (Rijn) als uit de keileem van de gletsjers uit het voorlaatste glaciaal (Saalien) afkomstig zijn.

Microlieten
Een belangrijk deel van deze zwerfstenen bestaat uit vuursteen. Deze kon de mens in de prehistorie goed gebruiken om werktuigen en wapens van te maken. In het gebied dat nu het Hulshorsterzand vormt, wisten onze verre voorouders daar wel raad mee. En ook daar vinden we sporen van terug: microlieten (afbeelding 6). Microlieten zijn kleine (vuur)stenen werktuigjes uit de Midden-Steentijd (het Mesolithicum). Vaak zijn het zogenaamde spitsen die in veel gevallen als pijlspits zijn gebruikt. De prehistorische mens kon dus op jacht gaan dankzij de stenen die de Rijn en de gletsjers hier naartoe brachten.

sporen en uitwerpselen hert
Afbeelding 7. Op het Hulshorsterzand kunnen gemakkelijk sporen van in het wild levende dieren gevonden worden. Hier zien we prenten (hoefafdrukken) van het edelhert. De beide foto's rechts tonen uitwerpselen van het edelhert. De speld is 3 centimeter.

Bij de beschrijving van de locaties is sprake van momentopnames. De kans bestaat dat situaties en het aanzien op een later tijdstip niet meer hetzelfde zijn. Beschouw de vindplaatsgegevens dan ook als richtlijnen die in mindere of meerdere mate veranderd kunnen zijn. Bepaal zo nodig vooraf aan de hand van kaarten of de beschreven situatie overeenkomt met de werkelijkheid.

Tekst: Jan Weertz
Foto's: Jan en Els Weertz
© De Belemniet