|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Noordelijke zwerfstenen in Nederland en Duitslandzwerfstenen uit de ijstijdZowel in Nederland als in Duitsland komen we zwerfstenen tegen die hier tijdens de laatste glacialen door het ijs naar toe getransporteerd zijn. Deze glacialen maken onderdeel uit van de Kwartaire ijstijd waarin diverse glacialen voorkwamen. Destijds ontstonden er ijskappen die grote delen van het noorden van Amerika, Azië en Europa bedekten. De glacialen worden afgewisseld door interglacialen waarin het landijs zich wel terugtrok maar niet helemaal verdween. Dat zien we ook in het interglaciaal waarin we nu leven. Het landijs vormt nog steeds enorme ijskappen op Groenland en Antarctica. Maar ook tijdens de glacialen was het niet altijd even koud. We delen ze daarom weer onder in koude stadialen waarin het ijs zich uitbeidde en minder koude interstadialen. Regelmatig hoort men dat de begrippen 'glaciaal' en 'ijstijd' door elkaar worden gebruikt. Glacialen worden dan wel ijstijden genoemd maar dat is eigenlijk niet helemaal juist. Met een ijstijd bedoelen we een periode waarin gletsjers voorkomen. Dat is nu het geval en dus zitten we op dit moment nog steeds in een ijstijd.
Voor dit verhaal over de
noordelijke
zwerfstenen in Nederland en Duitsland zullen we uitsluitend naar de
twee
laatste glacialen gaan kijken. Het laatste glaciaal staat bekend als
het
Weichselien. Het landijs breidde zich toen uit tot Denemarken, het
noorden van
Duitsland en Polen maar het bereikte Nederland niet. Dat gebeurde wel
tijdens
het voorlaatste glaciaal, het Saalien.
Voor het ontstaan van het
landijs tijdens een
glaciaal zullen we eerst naar het ontstaan van de gletsjer in het
algemeen
kijken. Gletsjers ontstaan doordat er meer sneeuw valt dan er afsmelt.
Door de
opeenhoping van de sneeuw ontstaat aan de onderkant van het
sneeuwpakket als
gevolg van de gewichtsdruk van het erboven liggende materiaal een
verdichting
tot ijs. Daarbij wordt de sneeuw eerst omgezet tot firn, een
fijnkorrelig ijs
dat ontstaat door omkristallisatie van de sneeuw. De sneeuwkristallen
veranderen
van vorm en herordenen zich. Dieper in het pakket sneeuw en firn wordt
de druk
zo groot dat gletsjerijs ontstaat. Voor het zover is, moet er echter
heel wat
sneeuw gevallen zijn. Voor een meter gletsjerijs is namelijk zo'n
tachtig meter
sneeuw nodig. Door de gewichtsdruk wordt het gletsjerijs plastisch en
zal in
het gebergte bergafwaarts gaan 'stromen'. Bij het oprukken van het
landijs met
zijn gletsjers tijdens een glaciaal gaat het in feite niet veel anders.
Nu is
het wel zo dat dit ijs op zijn tocht vanuit het hoge noorden niet
bergafwaarts
gaat maar gewoon het terrein volgt. Door de druk die ontstaat door het
alsmaar
vallen van grote hoeveelheden sneeuw op het meer centrale deel van het
landijs,
zal het naar de voorkant geperst worden en dus naar het zuiden gaan
'stromen'.
Vergelijk dat maar met het knijpen in een tube tandpasta. Door de druk
die met
het knijpen ontstaat, zal de tandpasta er aan de voorkant als een
sliert
uitkomen. Aan de achterkant kan de tandpasta nergens heen dus is de
beweging
maar in één richting mogelijk: naar de voorkant.
Bij het landijs met zijn
gletsjers is het niet anders. Daar kan het ijs alleen maar in
zuidelijke
richting stromen.
Gletsjers transporteren dus gesteentepuin. In het gebergte nemen ze niet alleen los afbraakmateriaal op maar schrapen en schuren ze de rotswanden en de bodem ook als een reusachtige rasp af. Die schrapende en schurende werking wordt daarbij vooral bewerkstelligd door het in het ijs vastgevroren gesteentepuin dat als tanden van de rasp fungeert.
Het door de gletsjers meegevoerde gesteentepuin kennen we als morenes. Zo ontstaan er bijvoorbeeld zijmorenes aan de zijkanten van de gletsjer en eindmorenes bij de uiterste ijsuitbreiding ervan. Tijdens een glaciaal kunnen de gletsjers van het landijs zelfs hele stukken van de bevroren bodem in hun geheel opnemen. Als uiteindelijk gletsjers zich terugtrekken blijft het getransporteerde gesteentepuin achter.
In Nederland en Duitsland
komen we dat
morenemateriaal
als keileem tegen. Deze keileem is een mengsel van zand, leem en stenen
in
allerlei formaten. Hij is dus de bron van onze noordelijke zwerfstenen
die uit
allerlei soorten gesteenten bestaan. Naast allerlei soorten gesteenten
vinden
we onder de zwerfstenen stenen die hun bijzondere aanzien danken aan
gebeurtenissen tijdens het transport door de gletsjer. Denk daarbij
maar aan
gletsjermolenstenen en stenen met gletsjerkrassen. Doordat grote
hoeveelheden
water via spleten in de gletsjer in de diepte van het ijslichaam kunnen
storten,
kunnen onder in de gletsjer draaikolken ontstaan. Als daarin door de
gletsjer
getransporteerde stenen terechtkomen dan slijpen ze in de onderliggende
bodem
kolkgaten uit. Deze kolkgaten noemen we gletsjermolens. De rond
afgeslepen
stenen erin kennen we als gletsjermolenstenen. Gletsjerkrassen op
stenen
ontstaan doordat hun oppervlak is afgeschuurd en daarbij bekrast
tijdens het
bewegen over de rotsachtige ondergrond. Ook op rotsoppervlakken die
door
gletsjers zijn afgesleten, komen zulke krassen voor.
De zwerfstenen die we in Nederland en Duitsland tegenkomen, stammen voornamelijk uit Scandinavië. We kennen verschillende soorten zwerfstenen. Afhankelijk van hun vorming, kunnen we ze indelen in stollingsgesteenten, sedimentaire gesteenten en metamorfe gesteenten.
Stollingsgesteenten ontstaan door het stollen
van magma of lava.
Dat stollen kan dus zowel in de aardkorst als aan de oppervlakte
plaatsvinden.
Graniet en gabbro behoren tot de gesteenten die in de aardkorst zijn
gestold.
Basalt en trachiet zijn aan de oppervlakte gestold. Sedimentaire gesteenten
ofwel
afzettingsgesteenten ontstaan
door de afzetting van los materiaal. Vaak komt hierdoor een gelaagdheid
in het
gesteente. Uit zand ontstaat uiteindelijk door verharding zandsteen,
klei wordt
kleisteen en grind verandert in conglomeraat. Ook kalksteen behoort tot
de
sedimentgesteenten. In sedimentaire gesteenten worden ook nogal eens
fossielen
gevonden. Metamorfe gesteenten ontstaan als
stollingsgesteenten en
sedimentaire gesteenten dieper in de aardkorst onder invloed van druk
en hoge
temperaturen omgevormd worden tot nieuwe soorten gesteenten. Ze
ondergaan dus
een metamorfose. Het metamorfe gesteente gneis ontstaat uit graniet,
kwartsiet
ontstaat uit zandsteen en marmer ontstaat uit kalksteen.
Noordelijke zwerfstenen
kunnen we in Nederland
vinden in het gebied dat tijdens het voorlaatste glaciaal, het Saalien,
door de
gletsjers van het landijs was bedekt. Dat is ongeveer ten noorden van
de lijn
Haarlem-Utrecht-Nijmegen. In Duitsland vinden we zwerfstenen die hier
zijn
achtergelaten door de gletsjers tijdens zowel het Saalien als het
Weichselien.
Doordat de gletsjers tijdens het Saalien verder naar het zuiden
doordrongen dan
de gletsjers tijdens het Weichselien, kunnen we zwerfstenen die hier
tijdens
het Saalien zijn achtergelaten ook verder naar het zuiden terugvinden.
De
uiterste uitbreiding van het ijs tijdens het Saalien ligt in Duitsland
vaak
zuidelijker dan in Nederland. Op een aantal plaatsen is ze daar
gemarkeerd met
een zogenaamde 'Eiszeitstein', een soort herdenkingssteen met een
plaquette
erop. Bijvoorbeeld in de Harz in Wernigerode, Blankenburg en
Friedrichsbrunn.
Voor zwerfstenen in de keileem kunnen we terecht aan de Ostseekust in Noord-Duitsland, bijvoorbeeld bij Heiligenhafen of Travemünde. Daar treffen we keileemkliffen aan met zowel afzettingen uit het Saalien als het Weichselien.
Keileemkliffen (Saalien) komen ook in Nederland voor. Het beste voorbeeld daarvan is het Oudemirdumerklif in Gaasterland (Friesland) aan de kust van de voormalige Zuiderzee. Door de komst van de Afsluitdijk in 1932 werd de verbinding met de open zee echter geblokkeerd en ontstond het IJsselmeer. Onder andere door het wegvallen van eb en vloed nam de erosie van het klif toen sterk af. Afbrokkelend materiaal bleef aan de basis ervan liggen en er ontstonden schuine hellingen die langzaam begroeiden. Van het keileempakket met zijn zwerfstenen was toen niets meer te zien.
Daar waar keileem in de
bodem voorkomt, is het
soms nog mogelijk om zwerfstenen te vinden als voor bouwwerkzaamheden
een
bouwput wordt uitgegraven. Ook dagbouwgroeves voor de winning van de
leem voor
de dakpannen- en baksteenindustrie (zoals bijvoorbeeld bij Markelo)
boden in
het recente verleden de mogelijkheid om de keileem met zijn zwerfstenen
wat
beter te bekijken. Ook zandgroeves en
zandzuigerijen kunnen
noordelijke zwerfstenen opleveren. Op het terrein daarvan wordt het
gewonnen
materiaal op grootte gesorteerd. De wat grotere stenen komen hierdoor -
vaak
als afval - op aparte hopen terecht. Voor de verzamelaar van
zwerfstenen valt
daar vaak leuk materiaal te vinden. Het aantal zandgroeves en
zandzuigerijen
waar men toestemming krijgt om te zoeken wordt echter steeds kleiner.
Het
zoeken naar zwerfstenen op dergelijke terreinen waar gewoon gewerkt
wordt, is
immers niet geheel zonder risico's en de eigenaars ervan zitten
begrijpelijkerwijs niet erop te wachten om aansprakelijk gesteld te
worden voor
ongelukken die daarbij zouden kunnen plaatsvinden. Op akkers, heidevelden en
dergelijke kunnen we
in gebieden waar ooit het landijs was ook noordelijke zwerfstenen
vinden. De
keileem is daar in de loop der tijd door verwering en erosie verdwenen
waarna
de wat grotere stenen zijn achtergebleven. Wel moet erbij gezegd worden
dat het
aantal zwerfstenen dat er te vinden is in de loop der tijd steeds
kleiner is
geworden. In het verleden heeft men ze namelijk verzameld om ermee te
bestraten
en te bouwen. Grotere zwerfstenen werden voor dijkversterking gebruikt.
Landbouwers
hebben ze van de akkers verwijderd omdat hun aanwezigheid daar voor
ongemakken
zorgde. Bij de machinale aardappeloogst kwamen ze in het recente
verleden vaak
samen met de aardappels op de machines terecht waar ze dan
uitgesorteerd werden.
Bij dat uitsorteren werden ze niet allemaal opgemerkt waardoor ze met
de
aardappels zelf naar de boerderij werden getransporteerd om daar dan
alsnog
uitgesorteerd te worden. Daarna werden ze samen met klonters grond en
stukken
van het afgestorven loof aan de randen van de akkers gedumpt. Op zulke
dumpplaatsen zijn de zwerfstenen nog wel te vinden. In vergelijking met
de
zwerfstenen uit de keileem en het materiaal dat bij de zandwinning
tevoorschijn
komt, zijn de zwerfstenen die op akkers gevonden worden echter minder
mooi. Hun
oppervlak is ruwer verweerd en het is moeilijk om ze helemaal schoon te
krijgen
omdat klei en humus diep in de verweringskorst zijn doorgedrongen. Om grote noordelijke
zwerfstenen in al hun
diversiteit te bekijken, kan men zowel in Nederland als in Duitsland in
zwerfsteentuinen (Findlingsgarten) in de open lucht terecht. Vaak zijn
de
zwerfstenen (of een deel ervan) er van naambordjes voorzien. Mooie
verzamelingen in Nederland zijn:
Houd er rekening mee dat dit lijstje een momentopname is. In de loop der tijd kunnen locaties ophouden te bestaan. Met een zoekmachine op internet kan men meer informatie over deze gesteentetuinen en hun toegankelijkheid vinden. De volgende zoekwoorden kunnen daarbij nuttig zijn: gesteentetuin Schokkerbos - keientuin hunebedcentrum - zwerfsteneneiland - Van der Lijn reservaat.
Van de vele zwerfsteentuinen (Findlingsgarten) in Duitsland noemen we de Findlingsgarten bij Königslutter (omgeving Wolfsburg) in het Bundesland Niedersachsen. Als zoekwoord voor internet kan gebruikt worden: Findlingsgarten Königslutter. Duitsland kent uiteraard veel meer zwerfsteentuinen. De website 'Strandsteine (die Seite für Strandstein-Sammler)' geeft daar heel wat informatie over.
Noordelijke zwerfstenen
kunnen we in Nederland
overigens ook als strandsteen vinden. Wel gaat het dan om niet meer dan
enkele
centimeter grote exemplaren die bovendien maar op enkele plekken
voorkomen. We
vinden ze op het eiland Texel tussen strandpaal negen en tien. De
meeste
daarvan zijn vuurstenen waar ook fossielen in voor kunnen komen. Ook
aan de
kust (het wad) bij Noord Stroe in de provincie Noord-Holland, dat in
feite
tegenover Texel ligt, zijn noordelijke zwerfstenen te vinden. Zoeken is
hier
echter alleen bij eb mogelijk omdat anders het wad onder water staat.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
© De Belemniet |