De Belemniet

Home

Onderwerpen

Producten

Excursiepunten

Contact

Links

Over ons

Sitemap

De Geul van bron tot monding (2)

Van de Belgische grens tot aan de monding in de Maas

rivier Geul van bron tot monding

De Geul ontspringt in het Duits-Belgische grensgebied ten zuiden van Aken. Ongeveer 58 kilometer verderop mondt ze ten noorden van Maastricht in de Maas uit. Tijdens haar tocht door België en het zuiden van Limburg in Nederland stroomt de rivier door een gebied met gesteenten uit verschillende geologische perioden. Op haar weg door België heeft de rivier zich in sedimenten uit het Krijt ingegraven waardoor ze in mariene afzettingen uit het Carboon en Devoon is terechtgekomen. Deze afzettingen raakten tijdens de Varistische gebergtevorming, die zich hier vooral aan het eind van het Carboon liet gelden, vervormd. Daardoor wisselen gesteenten uit het Boven-Devoon, Onder-Carboon en Boven-Carboon zich in dit Belgische deel regelmatig af. In Zuid-Limburg in Nederland komt de Geul in steeds jongere gesteenten terecht. Dit komt doordat deze omgeving te maken heeft met een kantelbeweging in noordwestelijke richting. Daardoor krijgt de Geul hier niet alleen met steeds recentere afzettingen uit het Krijt te maken, maar stroomt ze ook door een omgeving met Tertiaire en zelfs Kwartaire afzettingen. Wie hier oog voor heeft, kan de rivier van bron tot monding als een geologisch boek lezen. 

Drie steengroeven 

De Geul komt bij Cottessen Nederland binnen. Daar stroomt ze langs en tussen gesteenten uit het Boven-Carboon (Namurien) die op meerdere plaatsen in dit natuurgebied zichtbaar zijn. Hier vinden we een drietal groeves: Cottessergroeve, Heimansgroeve en Kampgroeve.  

De Cotessergroeve met gesteenten uit het Boven-Carboon

De Cottessergroeve (afbeelding 1) ligt vlakbij de Belgische grens, dichtbij de Geul. In de groeve zien we zandstenen en schalies. Deze maken deel uit van een anticlinale plooi. Deze plooi is nog steeds te zien door de schuinstaande gelaagdheid van het gesteente in de wand van de groeve. In deze groevewand kunnen we ook een systeem van kleine breuken zien. Deze zijn net zoals de plooi veroorzaakt door tektonische krachten. Als we hier wat beter om ons heen kijken, valt ons op dat de schalie aan het verweren is. Aan de onderkant van de wand liggen heel wat gesteentebrokken die er aan de buitenkant alweer kleiig beginnen uit te zien. De winning van de zandsteen vond tot ongeveer 1960 plaats. Eerst gebeurde dat bovengronds. Rond 1950 ontstond er echter een probleem. Voor verdere uitbreiding van de groeve zou de weg boven langs de groeve afgegraven moeten worden. Dat is echter nooit gebeurd. Om toch door te kunnen gaan met de winning van de zandsteen is men toen ondergronds gegaan door middel van tunnels. Daarbij drong men in de ondergrond door en werd met het afval van de nieuwe tunnel steeds de vorige tunnel opgevuld. Van de ondergrondse winning vinden we tegenwoordig geen sporen meer. De zandsteen uit de groeve werd gebroken en gezeefd en daarna aan de NV Chamotteunie in Geldermalsen geleverd. Daar maakte men er vuurvaste, kiezelhoudende stenen (zogenaamde Dinasstenen) van. De groeve is tegenwoordig een geologisch monument dat door Staatsbosbeheer wordt beheerd. Bij de groevewand staat een informatiebord dat verduidelijkt wat hier te zien is. 

Cottessergroeve Geulda
Afbeelding 1. De Cottessergroeve (links) met breuken in het gesteente (midden) en verwering van de schalie (rechts).

De gesteenten uit de Cottessergroeve stammen uit het Namurien (Laat-Carboon). Nederland was in die tijd door de zee bedekt. Verder naar het zuiden begon toen het Varistisch gebergte te ontstaan. Het land rees daardoor langzaam omhoog en het gebied van de Cottessergroeve kwam boven de zeespiegel uit. In de zee werd afbraakmateriaal van het gebergte als zand- en sliblagen afgezet. De zandlagen veranderden uiteindelijk in harde zandsteen, de sliblagen werden kleisteen en tenslotte leisteen. Met het verstrijken van het Laat-Carboon kwam het gebied van de huidige Cottessergroeve meer onder invloed van de gebergtevorming te staan en daardoor werden de eerder gevormde afzettingen geplooid. Aan het eind van het Namurien (ongeveer 315 miljoen jaar geleden) lag het gebied helemaal boven de zeespiegel. Het was een grote laagvlakte met rivieren die naar de verder weg gelegen zee stroomden. 

Heimansgroeve Epen
Afbeelding 2. De op initiatief van professor Jongmans verder blootgelegde groevewand bij de Heimansgroeve (de gele pijlen geven de schuine stand van de lagen aan).

De Heimansgroeve met gesteenten uit het Boven-Carboon

De Heimansgroeve (afbeelding 2 + 3 + 4) ligt verder stroomafwaarts in de buurt van de Geul. Ze is genoemd naar de natuuronderzoeker Eli Heimans (1861-1914) die ze al beschreef in zijn boekje 'Uit ons Krijtland' (1911): "Maar wat op het oogenblik het meest de aandacht trekt, dat zijn de steile wanden van deze open grot. Glimmend zwart met scherpe kanten stapelt zich daar vier, vijf meter hoog de kolenlei op; of het een pas opengehakte kolengroeve was, zoo versch en donker staan de blokken en staven en platen in alle richtingen dooreen." Deze 'open grot' is ontstaan door winning van het gesteente om veldwegen in de omgeving te verharden. In 1936-1937 werd op initiatief van professor Jongmans van het Geologisch Bureau in Heerlen de groevewand verder naar links blootgelegd. Rechts van die uitbreiding bevindt zich nu dus de eigenlijke groeve waar we schuinstaande schalies kunnen zien. De lagen lopen van linksboven naar rechtsonder. Links van de groeve komt in het profiel een afwisseling van eveneens schuinstaande schalielagen en zandsteenbanken voor. Hier zijn vooral de zandsteenbanken duidelijk zichtbaar doordat die minder snel verweren (en daardoor minder snel begroeien) dan de schalielagen. De lagen lopen daar echter van linksonder naar rechtsboven. De anticlinale plooi die hierbij hoort, bevindt zich ongeveer op de overgang van de groeve en de latere uitbreiding. Deze plooi werd al door Heimans in 'Uit ons Krijtland' genoemd. De Heimansgroeve is thans een geologisch monument (met informatiebord) en wordt beheerd door Stichting Het Limburgs Landschap. 

Heimansgroeve Epen
Afbeelding 3. De eigenlijke Heimansgroeve (de groene pijl geeft de plaats van de anticlinale plooi aan).

De Heimansgroeve kent dezelfde ontstaansgeschiedenis als de Cottessergroeve. In de leisteen van de Heimansgroeve komen soms dunne laagjes brandlei voor. Deze laagjes duiden erop dat de zeebodem soms plaatselijk droogviel. Daar ontstonden moerassen waarin dunne veenlaagjes voorkwamen die we nu terugvinden als die brandlei. 

Heimansgroeve Epen
Afbeelding 4. Links: zandsteenbanken in de uitbreiding van de Heimansgroeve. Rechts: schalies in de eigenlijke Heimansgroeve.

De Kampgroeve met gesteenten uit het Boven-Carboon

Een klein stukje verder naar het oosten ligt de Kampgroeve (afbeelding 5). De zandsteen in deze groeve stamt eveneens uit het Boven-Carboon (Namurien). Men won deze harde zandsteen in het verleden voor de bouw van huizen en boerderijen in de omgeving. In het gesteente van deze groeve vinden we enkele centimeters dikke laagjes brandlei die tussen de zandsteenbanken zitten. Deze brandlei is schilferiger dan de schalie die we eerder tegenkwamen. Als we een klein stukje ervan tussen de vingers fijnwrijven, houden we een zwarte stof over. Dit is koolstof uit de brandlei. Het is een overblijfsel van de planten die op deze plek in het Boven-Carboon groeiden. Deze laagjes brandlei zijn in feite de voorlopers van de steenkoollagen uit het Westfalien dat op het Namurien volgt. De Kampgroeve is in beheer bij de Stichting Het Limburgs Landschap.

Kampgroeve Epen
Afbeelding 5. Links: laagjes brandlei in de Kampgroeve. Rechts: fossiel van Calamites, een boomachtige paardenstaart in de zandsteen.

Over ijzerslakken en het Wingbergbosje met kleisideriet

Verder in de omgeving zijn op meerdere plaatsen zandstenen uit deze groeves als bouwsteen gebruikt, onder andere in hoeve Termoere in Cottessen en iets verder stroomafwaarts bij de volmolen en de kerk van Epen. Bij de volmolen volgen we de Geul stroomafwaarts en gaan bij de geasfalteerde weg door het draaihekje. Er loopt een smal paadje langs de vaak steile oevers van de rivier. Ongeveer 150 meter verder komt van rechts een klein watertje stromen: de Mezzel die in de Geul uitmondt. In molshopen ziet men soms vreemde blauwzwart glanzende 'stenen'. Die hebben aan een kant een vorm die lijkt op kaarsenvet dat naast de kaars is gestroomd en daarna is gestold. Het zijn ijzerslakken (afbeelding 6). Deze ijzerslakken zijn afval van ijzerwinning die hier vroeger, mogelijk in de Romeinse tijd, heeft plaatsgevonden. Helaas is niet helemaal duidelijk waar dat ijzererts vandaan kwam. Een mogelijke herkomstplek is het Wingbergbosje dat iets verderop aan onze rechterkant ligt. In dit bosje bevindt zich een steilrand met gesteente uit het Namurien. In dit gesteente dat voor een belangrijk deel uit schalie bestaat, zit kleisideriet. Sideriet is een ijzercarbonaat, ook wel ijzerspaat genoemd. Het komt veel voor in sedimentgesteenten zoals klei en schalie waar het dan klei-ijzersteen of kleisideriet als concretie vormt. Kleisideriet is vroeger wel op meer plaatsen gebruikt om ijzer uit te winnen.

ijzerslakken geul wingbergbosje sideriet
Afbeelding 6. In het weiland langs de Geul bij Epen (links) ziet men in molshopen en waar de vegetatie door betreding ontbreekt soms vreemde blauwzwart glanzende 'stenen': ijzerslakken. De voorbeelden (rechts) geven een idee van ijzerslakken. De stukjes slak die we bij Epen zien, zijn vaak maar enkele centimeters groot.

Afzettingen van löss

Bij Cottessen valt op dat de rivier nog zijn eigen gang mag gaan. Als een kronkelend lint meandert hij door het landschap. In de buitenbochten levert erosie steile wandjes op. In de binnenbochten vindt sedimentatie plaats (afbeelding 7). Dankzij de steile wandjes kan een kijkje in de bodem genomen worden. Deze bestaat uit een geelbruine afzetting die aan löss doet denken. Dat is niet zo vreemd want de beekafzettingen in het Geuldal bestaan vooral uit verspoelde en omgewerkte löss waarin plantenresten kunnen voorkomen. We kunnen deze afzettingen onder andere goed zien in de Geuloevers bij de groeves rond Cottessen, ter hoogte van de volmolen en het Wingbergbosje en verderop in de richting van Mechelen, bijvoorbeeld achter pension Forellenhof.

rivier Geul erosie sedimentatie
Afbeelding 7. Tweemaal de Geul. Links met erosie in de buitenbocht en sedimentatie in de binnenbocht, vlakbij de Heimansgroeve. Rechts met steile erosiewand in de buitenbocht bij de Forellenhof. Door erosie in de buitenbocht en sedimentatie in de binnenbocht kan de rivier op zulke plaatsen een nieuwe meander (lus, 'kronkel') ontwikkelen.

Afzettingen uit het Boven-Krijt

Ongeveer vanaf Epen ontvangt de Geul water uit zijriviertjes zoals de Gulp die kalk van afzettingen uit het Boven-Krijt (Maastrichtien) meevoeren. Deze kalkafzettingen zullen de Geul tot voorbij Valkenburg aan de Geul begeleiden. Eerst zullen dat voornamelijk afzettingen uit de Formatie van Gulpen zijn. Verderop gaat het steeds meer om de Formatie van Maastricht. In het verleden gebruikte men deze kalksteen voor allerlei doeleinden. Daardoor komen we nog veel huizen, kerken en kastelen van deze kalksteen tegen, die door de plaatselijke bevolking 'mergel' wordt genoemd (afbeelding 10). Verder heeft men de kalksteen gebruikt om het land te bemesten en om te branden als pleisterkalk. De winning van de bouwsteen vond plaats in ondergrondse kalksteengroeves. De bemestings- en pleisterkalk werd ook wel uit dagbouwgroeves gehaald. De ondergrondse kalksteengroeves staan plaatselijk bekend als 'mergelgrotten'. Ze zijn samen met de dagbouwgroeves nog op meerdere plaatsen in het landschap in de omgeving van de Geul terug te vinden. Bij Valkenburg aan de Geul zijn in sommige 'mergelgrotten' toeristische rondleidingen mogelijk, bijvoorbeeld in de Fluwelengrot en de Gemeentegrot.

Vuursteenmijnbouw in de prehistorie

In de kalksteen uit het Boven-Krijt zitten vuursteenbanken. Deze vuursteen is voor allerlei doeleinden gebruikt. In de steentijd maakte men er werktuigen en wapens van. Soms vond de winning hiervoor ondergronds plaats. In de Plenkertstraat in Valkenburg aan de Geul zijn in de zuidhelling van het Geuldal de mijngangetjes in deze kalksteen uit het Boven-Krijt (Maastrichtien) naast de weg bloot komen te liggen (afbeelding 8 + 9) doordat men in de afgelopen eeuwen de onderkant van de helling heeft afgegraven. De winning van deze nogal grofkorrelige Valkenburger vuursteen vond meer dan 5000 jaar geleden, tijdens de Nieuwe Steentijd (Neolithicum) plaats.

vuursteenmijn Plenkertstraat Valkenburg aan de Geul
Afbeelding 8. Links: de Neolithische vuursteenmijn in de Plenkertstraat in Valkenburg. Rechts: een van de blootgelegde gangetjes van de vuursteenmijn.  GPS-coördinaten: N 50°51.952' O 005°49.360'

bijl van vuursteen - vuurstenen bijl
Afbeelding 9. Links: vuursteenknollen in de kalksteen bij de vuursteenmijn in de Plenkertstraat in Valkenburg. Rechtsboven: voorbeeld van een vuurstenen bijl. Rechtsonder: reconstructie van een ingesteelde geslepen vuurstenen bijl. 

Grotwoningen ofwel rotswoningen

Iets verder stroomafwaarts ligt direct ten zuiden van de Geul het gehucht Geulhem. Men heeft in de kalksteen uit het Boven-Krijt woningen aangelegd, de zogenaamde grotwoningen of rotswoningen (afbeelding 10). Deze zijn enkele eeuwen oud. In feite bestaan ze uit in de kalksteen aangelegde ruimten. Bij de ingang werd een muur (van kalksteenblokken) met ramen en een deur geplaatst. De woningen werden tot ongeveer het begin van de vorige eeuw bewoond.

grotwoningen Geulhem
Afbeelding 10. Links: kasteel Schaloen in Oud-Valkenburg is gebouwd van kalksteen uit het Boven-Krijt.
GPS-coördinaten: N 50°51.299' O 005°50.914'
Midden en rechts: grotwoningen aan de Geulhemmerweg in Geulhem. GPS-coördinaten: N 50°52.110' O 005°46.991'

Afzettingen uit Tertiair en Kwartair

Al voor Valkenburg aan de Geul komen we in het Geuldal zelfs gesteenten uit het Tertiair tegen. Zo zijn in de wand van het Geuldal bij Schin op Geul kleiafzettingen uit het Oligoceen aanwezig waarin grote aantallen schelpen zitten. De klei is naar deze schelpen genoemd: Cerithiumklei. Ook Kwartaire afzettingen (Pleistoceen) van de Maas zijn in het laatste stuk van de Geul in Nederland niet ver van de rivier te vinden.

Geul van bron tot monding

Afbeelding 11. Links boven: via een duiker gaat de Geul onder het Julianakanaal door. Midden boven: de monding van de Geul in de Maas bij Voulwames. Rechts boven: bij de monding is te zien dat in de binnenbocht sedimentatie en in de buitenbocht erosie plaatsvindt. Die erosie is op de foto rechts onder vergroot weergegeven. Deze foto's tonen de situatie in de lente van 2021. Links onder is te zien hoe de erosie in die buitenbocht in 2014 voortgeschreden was. Een omheining was helemaal ondermijnd; de palen hangen alleen nog aan wat prikkeldraad. GPS-coördinaten monding: N 50°54.452' O 005°43.207'


De Geul mondt bij Voulwammes in de Maas uit

Voorbij Geulhem stroomt de Geul via Meerssen en Bunde naar de Maas, waar ze bij het gehucht Voulwames in uitmondt (afbeelding 11). Daarvoor moet ze echter eerst het Julianakanaal kruisen. Daarom is er een duiker onder het Julianakanaal aangelegd waardoor de Geul tijdelijk ondergronds gaat. Dit stukje is gekanaliseerd. Het laatste korte stuk tot bijna aan de monding in de Maas wordt via een nieuwe bedding geleid. Dat laatste maakt onderdeel uit van het Grensmaasproject.

Ga naar:  De Geul; van de bron tot aan de Nederlandse grens

Bij de beschrijving van de locaties is sprake van momentopnames. De kans bestaat dat situaties op een later tijdstip niet meer hetzelfde zijn. Beschouw de vindplaatsgegevens en routebeschrijvingen dan ook als richtlijnen die in mindere of meerdere mate veranderd kunnen zijn. Bepaal zo nodig vooraf aan de hand van kaarten of de beschreven situatie overeenkomt met de werkelijkheid. 

Tekst: Jan Weertz
Foto's: Jan en Els Weertz

© De Belemniet