De Belemniet

Home

Onderwerpen

Producten

Excursiepunten

Contact

Links

Over ons

Sitemap

Rivieren (1)

Rivieren voeren het teveel aan neerslag af die op het land is gevallen. Die neerslag kan zowel uit regen als uit sneeuw bestaan. Een groot deel van de neerslag verdampt of wordt door planten opgenomen die dan via een omweg ook voor verdamping zorgen. Een ander deel van de neerslag dringt diep in de bodem door en gaat zo deel uitmaken van het grondwater. Uiteindelijk kan dit grondwater weer in de zee terechtkomen. Ongeveer een derde deel tot een kwart van alle neerslag wordt door rivieren afgevoerd en komt zo in zee.

regenwaterrivieren
Rivieren kunnen op allerlei manieren ontstaan. Zo kennen we regenwaterrivieren. De eerste kleine stroompjes die uiteindelijk de rivier zullen vormen, worden dan gevoed door regenwater. Maar soms vormt het regenwater via een omweg het begin van een rivier. In dat geval is regenwater in de bodem doorgedrongen om verderop op een lager gelegen plek weer uit zichzelf uit die bodem tevoorschijn te komen. Zo’n plek noemen we een bron. De hoeveelheden water die bronnen leveren, kunnen behoorlijk zijn want de bodem kan heel wat water opnemen. Los zand kan wel 30 tot 50% water bevatten. Dit komt doordat zich tussen de zandkorrels veel poriën bevinden.

Zand kan 30 tot 50 % water bevatten.

Ook zandsteen en kalksteen kunnen veel water opnemen, hoewel minder dan los zand. Als een gesteente veel water kan opnemen, zeggen we dat het een hoge porositeit heeft. De mate waarin water (en andere vloeistoffen) door een gesteente kunnen stromen, noemen we permeabiliteit of doorlatendheid. Sommige gesteenten hebben zowel een hoge porositeit als permeabiliteit. Bij weer andere gesteenten is de porositeit hoog maar de permeabiliteit laag doordat de poriën in het gesteente erg klein zijn. Deze laatste zijn minder geschikt om bronnen te vormen.

Voorbeelden van regenrivieren zijn de Maas en haar zijrivier de Geul. Beide worden ze gevoed door bronnen. De twee bronnen van de Maas liggen in Frankrijk op het Plateau van Langres vlakbij het dorpje Pouilly-en-Bassigny. De ondergrond van dit plateau bestaat voornamelijk uit kalksteen. De bronnen van de Geul liggen in het Duits-Belgische grensgebied ten zuiden van Aken. In het bosgebied treedt overal water als uit een spons tevoorschijn dat zich vervolgens in kleine stroompjes verzamelt en zo uiteindelijk de Geul vormt. De zompigheid van dit gebied is niet zo vreemd. Het regenwater dat hier op een pakket zanden valt en daarin doordringt, kan niet verder wegzakken als hij op geringe diepte bij een ondoorlaatbare kleilaag komt en dan kleine stroompjes vormt.

De eerste bron van de Maas bij Pouilly-en-Bassigny De eerste bron van de Maas bij Pouilly en Bassigny De Maas bij Ourches-sur-Meuse in Frankrijk
De eerste bron van de Maas bij Pouilly-en-Bassigny De Maas bij Ourches-sur-Meuse in Frankrijk

smeltwaterrivieren
Naast de regenwaterrivieren zijn er de smeltwaterrivieren. Ze worden in de bergen gevoed door smeltende sneeuw en ontdooiend gletsjerijs. Gletsjers ontstaan uit sneeuw die in de bergen valt. Doordat steeds nieuwe sneeuw valt, wordt de oude sneeuw in elkaar gedrukt waardoor het grootste deel van de lucht die tussen de afzonderlijke sneeuwkristallen zit, verdwijnt. Zo ontstaat uiteindelijk gletsjerijs. Net zoals water stroomt gletsjerijs door de zwaartekracht van hoog naar laag. In lager gelegen gebieden smelt het dan. Het zo gevormde smeltwater kan dan een smeltwaterrivier voeden. Smeltwaterrivieren worden tijdens hun weg naar zee vaak nog gevoed met regenwater.
Een voorbeeld van een smeltwaterrivier is de Rijn. Smeltwaterrivieren hebben vooral in de lente een hoge waterstand omdat dan veel gletsjerijs en sneeuw smelt. Bij regenwaterrivieren is de waterstand vooral hoog na hevige en langdurige regenval.

Smeltwater vormt het begin van een smeltwaterrivier, hier in de Alpen. De Rijn ten zuiden van de Loreley in Duitsland Smeltwater vormt het begin van een smeltwaterrivier, hier in de Alpen.
Smeltwater vormt het begin van een smeltwaterrivier, hier in de Alpen. De Rijn ten zuiden van de Loreley in Duitsland Smeltwater vormt het begin van een smeltwaterrivier, hier in de Alpen.

stroomgebied
Bij de Maas is de Geul al als zijrivier genoemd. Rivieren hebben meestal meerdere zijrivieren die op hun beurt ook weer zijstromen kunnen hebben. Samen vormen ze het stroomgebied van die rivier. Een stroomgebied kan worden omschreven als het totale gebied dat wordt ontwaterd door een rivier met al zijn zijrivieren en zijstromen daarvan.

Kleine stroompjes zullen later een rivier vormen (Glencoe, Schotland). Kleine stroompjes zullen later een rivier vormen (Glencoe, Schotland).
Kleine stroompjes zullen later een rivier vormen (Glencoe, Schotland).

In het gebergte heeft een rivier meestal met hard gesteente te maken. Door de vorm van de rotsen wordt hij er vaak in een bepaalde loop gedwongen. In het algemeen is dat een rechte loop waarbij de rivier zich diep kan insnijden. Er worden nauwe dalen gevormd. Eenmaal buiten de bergen ontstaat er wat meer bewegingsvrijheid. Wat de vorm betreft krijgen we dan te maken met verschillen tussen rivieren. Zo kennen we vlechtende en meanderende rivieren.

Arkansas River in de USA stroomt in een diep, nauw dal. De Pitzbach heeft zich diep in het Pitztal in Oostenrijk ingesneden.
Arkansas River in de USA stroomt in een diep, nauw dal. De Pitzbach heeft zich diep in het Pitztal in Oostenrijk ingesneden.

vlechtende en meanderende rivieren
Vlechtende rivieren ontstaan als er een brede, vlakke bedding is, gecombineerd met een sterk wisselende waterafvoer. In een periode waarin veel water moet worden afgevoerd, wordt er door de rivier ook veel sediment meegenomen. Dit sediment wordt over de hele bedding verspreid. Als daarna een periode volgt waarin minder water wordt afgevoerd, zal niet meer de hele bedding met water gevuld kunnen raken. De rivier splitst zich dan in een aantal kleinere rivieren, elk met hun eigen bedding. Ze vormen als het ware een vlechtwerk in de hoofdbedding, vandaar de naam vlechtende rivieren.
 
De Stadorá op IJsland is een vlechtende rivier. De meanderende Colorado River in Utah, USA
De Stadorá op IJsland is een vlechtende rivier. De meanderende Colorado River in Utah, USA

Rivieren kunnen ook een bedding met slingerende bochten vormen. Zulke bochten noemen we meanders: de rivier meandert. Vooral rivieren die veel fijn materiaal zoals klei in zwevende vorm meevoeren, meanderen graag. Dit meanderen begint vaak pas als rivieren verder stroomafwaarts komen omdat daar de stroomsnelheid relatief laag is en er dus alleen nog maar fijn materiaal getransporteerd kan worden. In meanders stroomt het water in de buitenbocht sneller dan in de binnenbocht. Door de hoge stroomsnelheid van het water wordt de buitenbocht uitgesleten (er vindt erosie plaats). De geringere stroomsnelheid van het water in de binnenbocht zorgt ervoor dat daar fijn materiaal kan bezinken (er vindt sedimentatie plaats). Door deze processen verandert de meander van plaats en er ontstaan grotere lussen. Op een gegeven moment komen het begin en het eind van zulke lussen vrijwel bij elkaar. Een mooi voorbeeld daarvan is te zien bij de rivier de Ahr in het Rijnleisteengebergte bij Altenahr in de Eifel in Duitsland. Soms wordt de lus zelfs afgesneden waardoor de rivier weer rechtdoor kan gaan stromen. De afgesneden lussen kunnen in de loop der tijd zelfs droog komen te liggen. Voorbeelden vinden we eveneens bij de rivier de Ahr. In de afgesneden lussen zijn daar zogenaamde omloopbergen ofwel kronkelbergen ontstaan.

De Saarschleife bij Mettlach in Duitsland Ontstaan van een omloopberg of kronkelberg
De Saarschleife bij Mettlach in Duitsland Ontstaan van een omloopberg of kronkelberg

watervallen
Vooral in de bovenloop van een rivier kunnen watervallen voorkomen. We vinden ze vaak waar de rivier over een gesteentelaag stroomt die harder en dus erosiebestendiger is dan de eronder liggende gesteentelaag. Watervallen verplaatsen zich langzaam verder stroomopwaarts doordat de rivier de rand ervan erodeert. Aan de onderkant van een waterval vinden we een erosieketel; een uitholling van het gesteente waarin het water rond wervelt en opstuift. De uitholling kon ontstaan door de uitslijtende werking van het met sediment beladen water dat met kracht op de bodem inbeukt. Watervallen kunnen zich ook aan de rand van hoogvlakten vormen. In gebieden met hoogteverschillen, veroorzaakt door vulkanische activiteiten, komen we ze eveneens tegen. Mooie voorbeelden daarvan treffen we op IJsland aan.
De Godafoss op IJsland Waterval in Yellowstone River, Wyoming (USA) Krimmler Wasserfälle in Oostenrijk
De Godafoss op IJsland Waterval in Yellowstone River, Wyoming (USA) Krimmler Wasserfälle in Oostenrijk

Verder naar Rivieren (2)

Tekst en foto's: Jan Weertz
© De Belemniet