|
|||||||||||||
KarstverschijnselenIn gebieden waar kalksteen in de ondergrond voorkomt, treden karstverschijnselen op. Dit staat in verband met het oplossen van kalksteen onder invloed van koolzuur uit de atmosfeer. In opgeloste vorm komt koolzuur (koolstofdioxide) in regenwater voor, waardoor dit iets zuur is. Als dit regenwater in de bodem doordringt, lost het de kalksteen op en zorgt daardoor voor karstverschijnselen. We hebben hier te maken met een vorm van chemische verwering. Tot deze verschijnselen rekenen we dolines, geologische orgelpijpen ofwel karstpijpen, grotten, stalactieten en stalagmieten, karren, karstrivieren en karstbronnen.
Dolines Dolines (afbeelding 1 en 2) zijn zinkgaten in het landschap die er uitzien als komvormige inzinkingen. Ze ontstaan doordat het koolzuur uit het regenwater de kalksteen oplost en naar lager gelegen delen afvoert of door instortingen in of van grotten of andere kalksteenholtes in de bodem. We kennen dolines in allerlei formaten, van kleine exemplaren van niet meer dan een meter doorsnede tot meerdere tientallen meters grote exemplaren. In Nederland komen we dolines tegen in het kalksteengebied van Zuid-Limburg en ook in de aangrenzende gebieden. Ze ontstaan hier eveneens door instortingen in oude ondergrondse kalksteengroeves.
Geologische orgelpijpen Geologische orgelpijpen (afbeelding 3) zijn verticale, min of meer ronde schachten in de kalksteen. Ze ontstaan vaak onder dolines, maar ook op plaatsen waar zich breuken of diaklazen in het gesteente bevinden. Het (regen)water kan daar goed in de diepte doordringen en aldus de kalksteen oplossen. In de loop der tijd kunnen de orgelpijpen daardoor breder en dieper worden. Mooie voorbeelden van dergelijke orgelpijpen vinden we op allerlei plekken in het kalksteengebied van Zuid-Limburg. Meestal zijn ze daar na oplossing van de kalksteen volgestroomd met sediment uit Maasafzettingen die hier vaak boven op de kalksteen liggen. In oude (nogal eens niet toegankelijke) ondergrondse kalksteengroeves in dit gebied komen soms geheel of gedeeltelijk leeggelopen exemplaren voor. Voor de werklieden (blokbrekers) die vroeger de kalksteen in deze groeves wonnen, waren de orgelpijpen niet geheel ongevaarlijk want ze konden snel en met enig geweld leegstromen, waardoor men bedolven kon raken. Waarschijnlijk is dat de reden waarom in groeve Steinbergske in het Savelsbos ten zuidoosten van Maastricht een orgelpijp veiligheidshalve met kalksteenblokken is dichtgebouwd. Kijk hier voor een afbeelding van deze dichtgebouwde orgelpijp.
Grotten Grotten (afbeelding 4) zijn door de natuur gevormde onderaardse, grotere holten. Ze kunnen uitgebreide stelsels van gangen, zalen en grotere spleten vormen. We komen ze in kalksteengebieden regelmatig tegen. Daar zijn ze vaak ontstaan door de oplossende en eroderende werking van ondergrondse rivieren. In bijvoorbeeld de kalksteengrotten van Remouchamps en Han in België zijn er nog steeds zulke rivieren (respectievelijk de Rubicon en de Lesse). Als zulke rivieren ondergronds stromen, spreken we van karstrivieren. De plek waar ze ondergronds gaan, noemen we het verdwijngat. Als zo'n rivier weer tevoorschijn komt, spreken we van een karstbron. De ondergrondse kalksteengroeves in Zuid-Limburg in Nederland worden door de plaatselijke bevolking vaak 'mergelgrotten' genoemd. Ze zijn echter niet door de natuur gevormd en dus geen echte grotten. Stalactieten en stalagmieten In de grotten zitten dikwijls stalactieten en stalagmieten (afbeelding 4). Stalactieten zijn pegels van kalksteen die van het plafond van de grot naar beneden hangen. Stalagmieten groeien vanaf de bodem van de grot naar boven. Dit soort 'druipstenen' ontstaat als met opgeloste kalksteen verzadigd zuur (regen)water in de grot terecht komt. Een deel van de kalksteen slaat dan neer aan het plafond van de grot of holte. Als daarna het water verder naar beneden drupt, zal op de bodem opnieuw kalksteen neerslaan. De groeisnelheid van dergelijke druipstenen is zeer variabel. Voor het bereiken van hun huidige grootte hebben ze soms meerdere duizenden jaren nodig. Als stalactieten en stalagmieten elkaar ontmoeten, ontstaan druipsteenzuilen. Mooie exemplaren vinden we bijvoorbeeld in de hierboven genoemde Belgische kalksteengrotten.
Karren Karren (afbeelding 5) komen we tegen op plaatsen waar kalkgesteente aan de oppervlakte voorkomt. Vaak is dit op plaatsen waar stromend water of gletsjers de bovengrond hebben weggevoerd. Als de kalksteen daarbij bloot komt te liggen, zorgen vorst en sterke temperatuurverschillen er dan voor dat het gesteente verbrokkelt en er scheurtjes en spleetjes in ontstaan. Het zure regenwater kan hier verder chemisch op inwerken. Op den duur ontstaan zo behoorlijke spleten en kloven. Als dit proces maar lang genoeg duurt, ontstaat een landschap van door diepe kloven gescheiden kalksteenplaten. Mooie voorbeelden van karstlandschappen: The Burren in Ierland (de Engelse naam voor dit verschijnsel is limestone pavement of limestone barren) en Les Abannets in België. Zie ook het item De Erdfallsee, het Heiliges Meer en andere dolines bij Hopsten Tekst: Jan Weertz |
|||||||||||||
© De Belemniet |