|
|||||||||||||||||||
Sporen van de oermaas in Belgisch LimburgDe Maas komt bij Eijsden Nederland binnen en stroomt via Maastricht naar het noorden. Dat is niet altijd zo geweest. Ruim twee miljoen jaar geleden, tijdens het Pleistoceen, stroomde de rivier heel anders. Die oermaas volgde een meer oostelijke koers. Via Noorbeek, Epen en Vijlen en via Simpelveld en Kerkrade stroomde ze in de richting van de toen meer westwaarts stromende Rijn om daar tenslotte in uit te monden. We spreken daarom ook wel van de Oostmaas. Ongeveer 1,7 miljoen jaar geleden, aan het einde van het Tiglien, verliet de Oostmaas haar van west naar oost lopende dal om meer naar het noordwesten als Westmaas te gaan stromen. Dit gebeurde onder invloed van het met wisselende intensiteit omhoog komen van de schiervlakte van de Ardennen waarbij het gebied in noordwestelijke richting kantelde.
De Maas werd daarbij ook regelmatig gedwongen om zich in de bodem in te snijden waarbij zogenaamde terrassen ontstonden. Zie voor meer over deze Oostmaas en haar verandering van stroomrichting in: Sporen van de oermaas in Zuid-Limburg (deel 1) en Sporen van de oermaas in Zuid-Limburg (deel 2) op deze website.
Daarmee is het verhaal echter niet af. Want hoewel de rivier nu bij Eijsden Nederland binnenkomt en via Maastricht naar het noorden stroomt, treffen we ook in grote delen van de Belgische provincie Limburg tot vele meters dikke Maassedimenten aan. Deze sedimenten zijn gevormd nadat de Westmaas aan het einde van het Tiglien meer naar het noordwesten ging stromen. Tijdens het Elsterien (465.000 - 418.000 jaar geleden) zien we dat de Maas een plaatselijk 10 tot 20 meter dikke waaiervormige puinkegel van riviersedimenten heeft opgebouwd die grote delen van de Belgische provincie Limburg en het zuidwestelijke deel van de Nederlandse provincie Limburg bedekt. De Maas heeft dan het karakter van een verwilderde (vlechtende) rivier. Deze bestond uit een vlechtwerk van ondiepe rivierarmen die steeds met het wisselen van de aangevoerde hoeveelheden water weer verlegd werden. Daarbij werd grind, zand en leem in de puinwaaier afgezet. Door de verder uitdijende puinwaaier werd de Rijn meer naar het noorden weggedrukt.
Kort na het Elsterien ging de Maas zich onder andere ten gevolge van een verminderde sedimentaanvoer in het oostelijk deel van haar eigen puinwaaier insnijden. Daardoor konden rivierterrassen ontstaan. Zulke terrassen zijn al ter sprake gekomen in Sporen van de oermaas in Zuid-Limburg (deel 1). Maar ook in Belgisch Limburg komen we zulke terrassen tegen. Van de oorspronkelijke puinwaaier van de Maas bleef alleen het westelijke deel over. We kennen dit deel tegenwoordig als het Kempens Plateau, dat meerdere tientallen meters boven zijn omgeving uitsteekt. Voor het ontstaan van dit plateau was aan oostkant de Maas verantwoordelijk. Aan de westkant van het plateau zit het anders. Daar bestond de bodem uit zanden uit het Tertiair die veel gemakkelijker erodeerden dan de grinden van het overgebleven deel van de puinkegel van de Maas. Wat uiteindelijk bewaard bleef was een plateau: het Kempens Plateau, dat uit rivierafzettingen van de Maas bestaat.
De huidige Maas stroomt nu voor een belangrijk deel ten oosten van het Kempens Plateau op de grens tussen de beide Limburgen. Wie op een (satelliet)kaart van de Maas in het grensgebied van deze Limburgen kijkt, zal zien dat er grote waterplassen aan beide kanten van de rivier voorkomen. In de meeste gevallen gaat het daarbij om grindgaten die zijn ontstaan door het baggeren van grind, van Maassediment dus. Maar ook aan de oppervlakte zijn sporen (groeves) van grindwinning aan te treffen. Mooie voorbeelden daarvan vinden we in de voormalige grind- en zandgroeve van Opgrimbie en in de Groeve Hermans te As.
Naast deze getuigen van de
oermaas in de bodem, is bij allerlei bouwwerken te zien dat de Maas
hier haar afzettingen heeft achtergelaten. Zo is de toren van de
Sint-Martinuskerk in Beek (gemeente Bree) opgetrokken uit
Maasgesteenten. Bij de onderkant van de kapel Onze-Lieve-Vrouw
Troosteres der Bedrukten in Opitter (gemeente Bree) is dat
eveneens het geval. Verder vinden we ze bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk
van Gerdingen
(gemeente Bree) in de toren terug. Maasgesteenten dienden
bovendien als bouwsteen voor Lourdesgrotten ofwel Mariagrotten. Een
mooi
voorbeeld daarvan vonden we in Gruitrode (gemeente Meeuwen-Gruitrode).
Bij de beschrijving van de locaties is sprake van momentopnames. De kans bestaat dat situaties en het aanzien op een later tijdstip niet meer hetzelfde zijn. Beschouw de vindplaatsgegevens dan ook als richtlijnen die in mindere of meerdere mate veranderd kunnen zijn. Bepaal zo nodig vooraf aan de hand van kaarten of de beschreven situatie overeenkomt met de werkelijkheid. Tekst en overzichtskaartjes: Jan Weertz
Foto's: Jan en Els Weertz |
|||||||||||||||||||
© De Belemniet |