|
|||||||||||||
Sporen van de oermaas in Zuid-Limburg (deel 1)De Maas komt bij Eijsden Nederland binnen en stroomt via Maastricht naar het noorden. Dat is niet altijd zo geweest. Ruim twee miljoen jaar geleden, tijdens het Pleistoceen, stroomde de rivier heel anders. Die oermaas volgde een meer oostelijke koers en we spreken daarom ook wel van de Oostmaas. Het meerdere kilometers brede dal en de sedimentatiegrens met mooie voorbeelden van de oostelijke dalwand zijn nog steeds op allerlei plaatsen in het landschap te zien. We zullen de rivier voor dit verhaal net ten zuiden van Limburg, vanaf de Voerstreek, gaan volgen. Daar loopt de oostelijke sedimentatiegrens via Montroux in noordnoordoostelijke richting langs Warsage (Weerst) en tussen 's Gravenvoeren (Fouron-le-Compte) en Sint-Martens-Voeren (Fouron-Saint-Martin) door om dan min of meer golvend, meer oostelijk langs Noorbeek, Epen en Vijlen via Simpelveld en Kerkrade in de richting van de Rijn te gaan. De Maas mondde destijds in de meer westwaarts stromende Rijn uit. Tijdens het Pleistoceen kwam de schiervlakte van de Ardennen echter met wisselende intensiteit omhoog en kantelde het gebied in noordwestelijke richting. Daardoor werd de Maas gedwongen om zich in te snijden en een meer westelijke koers te volgen waardoor ze op den duur haar huidige stroomrichting van zuid naar noord kreeg. Tijdens het zich steeds verder naar het westen verplaatsen van deze Westmaas wisselden perioden van sedimentatie en erosie elkaar af. Klimatologische invloeden speelden daarbij een belangrijke rol. Afhankelijk van door het klimaat en weer beïnvloede variaties in de afvoer van water en sediment sneed de Maas zich in of verbreedde ze juist haar vlakte. Het verbreden van de vlakte vond vooral plaats tijdens koude periodes. Daarbij werden grindrijke afzettingen gevormd. Gedurende warmere periodes vonden verticale insnijdingen plaats waaraan we meerdere terrasniveaus te danken hebben. De niveauverschillen daarvan zijn tegenwoordig op allerlei plaatsen nog goed zichtbaar. Als we van het oosten van het gebied naar het westen gaan, komen we zo in steeds jongere resten van afzettingen en van terrassen van de rivier terecht. Tegenwoordig worden die allemaal tot de Formatie van Beegden gerekend.
Om sporen van de oermaas te ontdekken, zullen we in het onderstaande een beetje door Zuid-Limburg gaan zwerven. Soms hebben we daarbij met de Oostmaas te maken, soms met de Westmaas. Weer een andere keer zullen gesteenten meer algemeen als van de Maas beschreven worden. En soms komt het voor dat heel even andere Zuid-Limburgse rivieren aan bod komen. De Maas komt dus bij Eijsden ons land (Nederland) binnen. Iets ten noorden van Eijsden liggen de dorpen Rijckholt en Gronsveld. Beide dorpen zijn op een Midden-Pleistoceen terras van de Westmaas ontstaan. De Rijksweg die door Rijckholt en Gronsveld loopt, volgt zo'n beetje de westelijke rand van dit terras. De straten links van de Rijksweg lopen allemaal naar beneden. Ze komen op een lager terras uit, dat in feite de tegenwoordige riviervlakte vormt (afbeelding 2). De Maas zelf stroomt echter nog een stuk verder westelijk.
Tussen Rijckholt en Gronsveld hebben we hier en daar een goed uitzicht op het oosten, waar we de hellingen van het Savelsbos kunnen zien (afbeelding 3). Dit hellingbos bevindt zich op de overgang naar een ouder terras van de Westmaas uit het late Vroeg-Pleistoceen dat enige tientallen meters hoger ligt.
De Maas heeft zich hier in het verre verleden echter niet alleen ingesneden (waardoor de terrassen ontstonden); ze heeft er ook heel wat (zandig) grind gesedimenteerd. Dit grind werd in het verleden in een aantal groeves voor verscheidene doeleinden gewonnen. Zo gebruikte men het bijvoorbeeld om veldwegen mee te verharden. Wat grotere stenen uit het grind konden als bouwsteen gebruikt worden. Stenen die nog een slag groter waren, konden als schampstenen (afbeelding 4) gebruikt worden bij de inrijpoorten van boerderijen. Als de boeren dan wat krap met hun wagens indraaiden, beschadigden ze de muren niet. Eigenaren van woningen en grondstukken (die aan met grind verharde wegen lagen) en pachters van gemeenteweiden moesten vaak helpen bij het onderhoud van die wegen. Deze hand- en spandiensten stonden plaatselijk wel bekend als 'botte'. Bij deze werkzaamheden hielpen alle gezinsleden mee. Grindwinning in de groeves was daarbij zeker niet zonder gevaar. In 1848 ging het zelfs goed mis toen in een grindgroeve ten noorden van Gronsveld acht mensen onder een instortende grindwand bedolven raakten en daarbij om het leven kwamen. Ter herinnering aan deze verschrikkelijke gebeurtenis werd bij de (nu niet meer bestaande) groeve een hardstenen herdenkingskruis (afbeelding 4) opgericht waarop de namen van de slachtoffers stonden. Het 'botte' raakte kort na de Tweede Wereldoorlog in onbruik.
Een mooi voorbeeld van een nog bestaande (verlaten) grindgroeve vinden we ten oosten van Gronsveld in het Savelsbos, als geologisch monument (afbeelding 4). De bosweg waar de groeve aan ligt, is plaatselijk bekend als Saovelswëg (Savelsweg). Ze bestaat uit een open plaats die is ontstaan door het afgraven van het grind. Aan de noordelijke achterkant van de open plaats is een deel van de groevewand zichtbaar. Het zandige grind is bruin van kleur. Die kleur wordt veroorzaakt door ijzer in de bodem. Bij de ingang van de groeve ligt een wat grotere zwerfsteen: een diabaas die afkomstig is uit de groeve. Iets meer oostelijk komt de Saovelswëg uit op een kruising die plaatselijk bekend staat als 'de Veer Sjtejn' (de Vier Stenen; afbeelding 4). Deze naam dankt ze aan de vier grote zwerfstenen die op de hoeken van de kruising liggen. Aangenomen wordt dat de Maas dergelijke grote zwerfstenen vanuit de Ardennen naar Zuid-Limburg heeft kunnen transporteren doordat de stenen ingebed waren in ijsschollen. Door de inbedding in het ijs kon de combinatie zwerfsteen/ijs een soortelijk gewicht krijgen dat gelijk of lager was dan dat van het rivierwater. Op die manier was transport mogelijk. Zulke grote (en nog grotere) zwerfstenen van de Maas treffen we op meerdere plaatsen in Zuid-Limburg aan. Zo vinden we bijvoorbeeld een aantal bij de ingang van het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. In dit opzicht ook interessant is de mooie verzameling zwerfstenen die op de Steenberg in Mesch ligt (afbeelding 5).
Als we vanuit Gronsveld ongeveer in noordelijke richting gaan, komen we in het tot de gemeente Maastricht behorende dorp Heer. Ook hier lopen de straten links van de Rijksweg (die hier Dorpstraat gaat heten) weer naar beneden om zo op het lagere terras uit te komen. Bij de verkeerslichten gaan we rechtsaf, de Akersteenweg (N278) in de richting van Cadier en Keer. Deze weg - die op een gegeven moment weer Rijksweg gaat heten - gaat na enige tijd duidelijk hellingopwaarts om zo'n 60 meter hoger op dat eerdergenoemde oudere terras van de Westmaas uit het late Vroeg-Pleistoceen uit te komen. Ga naar 'Sporen van de oermaas in Zuid-Limburg (deel 2)' Bij de
beschrijving van de locaties is sprake van momentopnames. De kans
bestaat dat situaties en het aanzien op een later tijdstip niet meer
hetzelfde zijn. Beschouw de vindplaatsgegevens dan ook als richtlijnen
die in mindere of meerdere mate veranderd kunnen zijn. Bepaal zo nodig
vooraf aan de hand van kaarten of de beschreven situatie overeenkomt
met de werkelijkheid.
Tekst en overzichtskaartje: Jan Weertz Foto's: Jan en Els Weertz |
|||||||||||||
© De Belemniet |