|
|||||||||||||||||||||||||
Ontstaan van bergenGebergten en gebergtevormingOpbouw van de aardkorst De aarde is van binnen naar buiten uit verschillende delen opgebouwd. Het buitenste deel is de aardkorst (lithosfeer). Deze aardkorst bestaat niet uit één geheel maar uit verscheidene grotere en kleinere losse platen die aan elkaar grenzen. Sommige platen worden volledig in beslag genomen door de oceanen die zich erop bevinden. Op andere platen vinden we naast oceaan ook continent. De dikte en de samenstelling van de oceanische en de continentale korst verschilt.
Aardplaten in beweging Net zoals ijsschotsen in een rivier 'drijven' die aardplaten min of meer op het vloeibare binnenste van de aarde. Soms botsen ze daarbij tegen elkaar aan. Een andere keer weer drijven ze van elkaar weg. De afstand die de platen daarbij afleggen, bedraagt in het algemeen enkele centimeters per jaar. Verantwoordelijk voor de bewegingen van de aardplaten zijn stromingen van vloeibaar gesteente (zogenaamde convectiestromingen) in diepere delen van de aarde. Deze stromingen ontstaan door temperatuurverschillen tussen de diepere delen van de aarde en het oppervlak.
Platentektoniek verantwoordelijk voor ontstaan van gebergten Deze bewegingen van de aardplaten (de platentektoniek, afbeelding 4) zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van gebergten. Platen kunnen namelijk tegen elkaar botsen. De botsende delen van de platen worden dan in elkaar gefrommeld en raken verkreukeld. Dat is min of meer te vergelijken met twee auto's die frontaal tegen elkaar botsen. Bij de aardplaten spreken we bij dit verkreukelen over plooien. Om een idee te krijgen van dit plooien, kunnen we een proefje met een handdoek of kleedje doen. Leg de doek daarbij op een glad oppervlak, bijvoorbeeld op een tafel en duw de uiteinden met de handen naar elkaar toe. Het tussenliggende deel begint daarbij te plooien. Zo ongeveer gaat het ook in zijn werk bij gebergtevorming door botsende continenten. De plooien die daarbij ontstaan zijn er in allerlei formaten. Sommige zijn vele kilometers groot, andere zijn in centimeters te meten. Tijdens het plooien komt het ook voor dat de samenhang van plooiende lagen breekt. Dan kunnen laagpakketten over elkaar heen schuiven. Al het gesteente dat door dit plooien en over elkaar heen schuiven omhoog komt, zorgt voor het ontstaan van het gebergte. Wie een bezoek brengt aan een gebergte kan schuinstaande en geplooide gesteentelagen vaak op meerdere plaatsen goed bekijken.
Zoals al gezegd, kunnen aardplaten tegen elkaar botsen waarbij dan gebergten ontstaan. Het kan echter ook gebeuren dat als platen bij elkaar komen, de ene plaat onder de andere plaat wordt geschoven en dan in de diepte van de aarde verdwijnt. We noemen dit subductie (afbeelding 4). De in de diepte verdwijnende plaat smelt dan. Subductie verloopt echter niet gladjes. Tijdens het subductieproces schuren en duwen de twee platen tegen elkaar waardoor de bovenliggende plaat wordt vervormd. Ook dit levert dan plooiing en opwelving op. Gevolg is weer het ontstaan van een gebergte. Het in de diepte gaande en daarbij smeltende gesteente van de verdwijnende plaat kan vulkanisme veroorzaken. Doordat dit schuren en duwen schoksgewijs kan verlopen, bestaat het gevaar van aardbevingen. We zien dit bijvoorbeeld in Zuid-Amerika waar bij de botsing van de oceanische Nazcaplaat met de continentale Zuid-Amerikaanse plaat het Andesgebergte met zijn vulkanisme en aardbevingen ontstaan. De Nazcaplaat duikt hier onder de Zuid-Amerikaanse plaat.
Divergentie Doordat subductie plaatsvindt, zou de aardbol kleiner moeten worden. Door subductie worden immers aardplaten opgeslokt met als gevolg dat het aardoppervlak kleiner wordt. Toch krimpt de aarde niet in elkaar. Dat dit niet gebeurt, hebben we te danken aan spreidingszones waar aardplaten aangroeien.
Een bekende spreidingszone is de Midden-Atlantische Rug. Deze Midden-Atlantische Rug is een onderzees gebergte dat zich in de Atlantische Oceaan uitstrekt van boven IJsland tot bijna bij Antarctica. Het vormt de grens tussen twee uit elkaar drijvende aardplaten. Voor het uit elkaar drijven van die aardplaten is vulkanisme verantwoordelijk. Grote hoeveelheden uit de diepte van de aarde opwellend vloeibaar gesteente (magma) zorgt ervoor dat nieuwe aardkorst aangemaakt wordt en de aardplaten uit elkaar drijven. Al dat magma zorgt voor het ontstaan van het onderzeese gebergte. Bij dit uit elkaar drijven van de twee aardplaten spreken we van divergentie (afbeelding 4). Door het vulkanisme bij deze uit elkaar drijvende aardplaten is op een aantal plaatsen het vulkanische gesteente tot aan de oppervlakte gekomen en zijn eilanden ontstaan. Voorbeelden daarvan zijn IJsland en de Azoren. Op IJsland kunnen we de scheiding tussen de twee divergerende platen zelfs goed bekijken (afbeelding 4).
Langs elkaar schuivende aardplaten Aardplaten kunnen niet alleen met elkaar botsen, onder elkaar wegschuiven of van elkaar wegdrijven, ze kunnen ook langs elkaar schuiven. Een bekend voorbeeld van zulke langs elkaar schuivende platen vinden we bij de San Andreasbreuk in Californië (USA). De platen die hier langs elkaar schuiven, zijn de Pacifische Plaat en de Noord-Amerikaanse Plaat. Ook hier verloopt het langs elkaar schuiven lang niet altijd gladjes. Doordat het regelmatig schoksgewijs geschiedt, komen in het gebied aardbevingen voor die zeer verwoestend kunnen zijn. Dichter bij huis komen we dit verschijnsel tegen bij de Noord-Anatolische Breuk in Turkije waar de Euraziatische en Anatolische Plaat langs elkaar schuren.
Opkomst en ondergang van gebergten Bergen lijken het eeuwige leven te hebben, maar zoals alles op aarde kennen ze hun opkomst (geboorte) en ondergang. Alleen kan er tussen opkomst en ondergang heel veel tijd liggen. En bovendien is het niet zo dat bergen ineens ontstaan. De opkomst van bergen neemt vaak vele miljoenen jaren in beslag. Ook hun ondergang (afbraak) is een proces dat de nodige tijd kost. De afbraak (erosie en verwering) van gebergten begint al op het moment waarop ze boven het aardoppervlak uit beginnen te rijzen. Doordat het groeien echter sneller gaat dan het afbreken, kunnen de bergen hoger blijven worden. Als de groeisnelheid later afneemt of als de groei ophoudt, krijgt de afbraak de overhand en worden de bergen langzaam maar zeker afgebroken tot er vrijwel niets meer van over is. Ooit zullen gebergten zoals de Alpen dus helemaal verdwenen zijn, net zoals er een tijd was waarin er nog helemaal geen Alpen bestonden. Eigenlijk zouden we dus kunnen zeggen dat het in de loop van de aardgeschiedenis een komen en gaan is van gebergten. Zo kende Europa de afgelopen 500 miljoen jaar een drietal grotere gebergtevormende fasen: de Caledonische Orogenese, de Hercynische (of Varistische) Orogenese en de Alpiene Orogenese.
De Caledonische Orogenese De Caledonische Orogenese speelde zich in fasen af tussen ongeveer 520 en 395 miljoen jaar geleden. Toen kwamen de paleocontinenten Laurentia, Baltica en Avalonia met elkaar in botsing en werd het paleocontinent Laurussia gevormd. Daarbij ontstonden hoge gebergten. Doordat continenten later in de geologische geschiedenis weer van plaats veranderden, vinden we de afgesleten maar nog zichtbare overblijfselen van die gebergten tegenwoordig zowel in het noordwesten van Europa als in het oosten van Noord-Amerika terug. Het Scandinavisch Gebergte (afbeelding 1), de Schotse Hooglanden (afbeelding 2) en het gebergte aan de oostkant van Groenland (afbeelding 5) behoren ertoe. Aan de oostkant van Noord-Amerika worden in die tijd de Appalachen gevormd hoewel die daar tot de Acadische Orogenese gerekend worden. Men kent daar een andere naamgeving.
De Hercynische of Varistische Orogenese De Hercynische Orogenese ofwel Varistische Orogenese vond plaats tussen ongeveer 360 en 280 miljoen jaar geleden. Toen botsten de paleocontinenten Laurussia en Gondwanaland op elkaar. Hierbij ontstond het supercontinent Pangea. Ook nu werden weer hoge gebergten gevormd. Deze zijn door erosie en verwering inmiddels flink afgesleten waardoor we de resten ervan nu als middelgebergte terugvinden. Daartoe behoren Ardennen (België), Eifel, Harz (afbeelding 9), Zwarte Woud (Duitsland), Vogezen, Bretagne (afbeelding 5) en Centraal Massief (Frankrijk).
De Alpiene Orogenese Tussen 200 en 150 miljoen jaar geleden begon het supercontinent Pangea langzaam weer uit elkaar te vallen. In de loop der tijd ontstond daarbij de Atlantische Oceaan en kregen we op den duur aan beide zijden daarvan nieuwe continenten. Tegenwoordig zijn dat Europa en Afrika aan de ene kant en Noord- en Zuid Amerika aan de andere kant. Voor we echter in de huidige tijd aankomen, krijgen we eerst nog een nieuwe gebergtevorming: de Alpiene Orogenese. Deze gebergtevorming speelde zich hoofdzakelijk tussen 65 miljoen en 2½ miljoen jaar geleden af, hoewel ze ook tegenwoordig nog niet helemaal afgelopen is. Hierbij ontstonden onder andere de Alpen (afbeelding 6) het Atlasgebergte (afbeelding 7), het Balkangebergte (afbeelding 8), het Taurusgeberge (afbeelding 8) en de Himalaya doordat de Afrikaanse en Indiase plaat op de Euraziatische Plaat botsten. Ongeveer in diezelfde tijd (80-55 miljoen jaar geleden) ontstonden in Noord-Amerika de Rocky Mountains maar daar spreken we van de Laramide Orogenese. Ook het Andesgebergte ontstond ongeveer in deze tijd.
Gebergtevorming
is een zeer gecompliceerd gebeuren. Om het geheel begrijpelijk te
houden, is hier voor een sterk vereenvoudigde uitleg gekozen waarbij in
feite alleen de hoofdzaken zijn benoemd. Om volledig te zijn zou dit
verhaal dus veel uitgebreider moeten zijn. Tekst en overzichtskaartjes: Jan
Weertz
Foto's: Jan en Els Weertz |
|||||||||||||||||||||||||
© De Belemniet |