 |
| Afbeelding
1. Zandsteenblokken van de Zyklopensteine vlakbij de
Duits-Belgische grensovergang Köpfchen |
In het brongebied
van de Geul treffen
we vlakbij de Duits-Belgische grensovergang Köpfchen in een
bosgebied een groep
van zo'n 50 zandsteenblokken uit het Boven-Krijt (Santonien) aan die
bekend
staan als de Zyklopensteine (afbeelding
1). Deze zandsteenblokken zijn afkomstig uit
de
Formatie van Aken die hier op een aantal plaatsen in de omgeving in
bermen van
holle wegen dagzoomt. Deze formatie is hier zo'n 30 tot 40 meter dik en
ze
bestaat voornamelijk uit wit kwartszand. Door de aanwezigheid van ijzer
kan dit
zand plaatselijk geel tot bruin gekleurd zijn. In het verre verleden is
een
deel van dit zand verkit waardoor zandsteen ontstond. Later is deze
zandsteen
door erosie vrijgekomen en in kleinere brokken vervallen: de
Zyklopensteine.

|
| Afbeelding 2.
het zompige bos vlakbij de
Duits-Belgische grensovergang Köpfchen met kleine
stroompjes en pitrus in
het brongebied van de Geul. |
Is er wel een echte bron van de
Geul?
In deze omgeving
ontspringt de Geul. In
de literatuur komen we tegenstrijdige gegevens over de precieze bron
tegen.
Soms lees je dat de rivier in de kelder van een boerderij ontspringt.
Een
Belgische boswachter die we hier tegenkomen, vertelt ons dat er geen
echte bron
is. Het ziet ernaar uit dat hij gelijk heeft. In het zompige bos komt
overal
water als uit een spons tevoorschijn. Het verzamelt zich in kleine
stroompjes (afbeelding
2)
die dan uiteindelijk de Geul vormen. De bodem is hier erg nat en her en
der
groeit pitrus, een vochtminnende plant (afbeelding
2).
Kolenkalksteen en moerasijzererts
in Hauset
In Hauset, dat in
vogelvlucht zo'n
twee kilometer verderop ligt, is de Geul al een echt riviertje
geworden. De
straat die hier parallel aan de rivier loopt, heet heel toepasselijk
Göhlstraße. Op de hoek van deze straat met de
Kirchstraße ligt Auberge zur Geul
die gebouwd is van grijze kalksteen uit het Onder-Carboon, beter bekend
als
kolenkalksteen. Het gebruik van kolenkalksteen hoeft niet zo vreemd te
zijn
want de directe ondergrond bestaat hier immers uit gesteenten uit het
Onder-Carboon.
Opvallend is de aanwezigheid van een blok moerasijzererts (afbeelding
3) tussen de
kalkstenen
van de Auberge.

|
| Afbeelding 6.
Links: gedolomitiseerde
kalksteen langs de
Lütticher Straße bij Krickelstein. Midden:
de Rochuskapelle met de
Grünstraßbach. Rechts: Carbonische
(grijs) en Devonische (bruin) gesteenten in de muren van de
Rochuskapelle. |
De Rochuskapelle
Over de brug kan
men linksaf, de weg Schnellenberg
in, waar met een wegwijzer de Rochuskapelle (afbeelding
6) aangegeven staat. Deze
staat even
verder aan de linkerkant aan het eind van een smal pad. Links van dit
pad
stroomt de Grünstraßerbach, die bij de Rochuskapelle
uitmondt in de Hohnbach (ook
wel Lontzenerbach genoemd). Een klein stukje verder (even voor de brug
bij
Krickelstein) stroomt het water van beide beekjes in de Geul. In de uit
het
begin van de 17e eeuw stammende Rochuskapel zijn Carbonische en
Devonische
gesteenten verwerkt, onder andere kolenkalksteen.
Het verband tussen
het voorkomen van zinkerts en het 'minilandje' Neutraal Moresnet
Op circa 3
à 4 km loopafstand
van de kapel bevindt zich een dichtgemetselde mijningang van de
zinkmijn
Vieille Montagne (Altenberg). Deze mijn ligt op de Moresnetter Storing
waar
kolenkalksteen uit het Onder-Carboon verertst is. En met deze zinkmijn
moeten we er een stukje geschiedenis bijhalen dat voor een belangrijk
deel met de geologie en de bodemschatten van het gebied te maken heeft.
In de 19e eeuw vormde op geringe diepte een grote zinkspaatader in die
gesteenten uit het Onder-Carboon namelijk ervoor dat het gebied een
twistpunt werd. En die twist begon nadat Napoleon in 1815 definitief
verslagen was. Tijdens het daarna plaatsvindende Congres van Wenen vond
toen een herindeling van Europa plaats. En de nieuwe grens tussen het
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Pruisen kwam toen bij die rijke
zinkvoorkomens te liggen. Maar lag die grens nu een klein stukje naar
links? Of een klein stukje naar rechts? In wiens land kwamen de
zinkvoorkomens dan te liggen? Beide partijen hadden belang bij die
zinkvoorkomens. Het kibbelen begon. En nadat het Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden in 1830 uit elkaar viel en het huidige
Nederland en België ontstonden, ging het gekibbel tussen
België en Pruisen verder. Men kwam er maar niet uit.
Door die onenigheid ontstond in 1816 Neutraal
Moresnet, of beter: het Onverdeelde
Gebied van Moresnet (afbeelding
7) dat tot 1920 bleef bestaan. Neutraal
Moresnet was een soort minilandje van niet meer dan zo’n 3,5
kilometer oppervlakte dat in het noorden bij Vaals aan Nederland
grensde. Bij Vaals had men toen dus geen drielandenpunt maar een soort
vierlandenpunt. Na de Eerste Wereldoorlog kwam het minilandje
definitief bij België. Neutraal Moresnet kent een bijzondere
geschiedenis die door Philip Dröge in zijn boek
“Moresnet, opkomst en ondergang van een vergeten
buurlandje” op uitgebreide en zeer onderhoudende wijze
beschreven wordt.

|
Afbeelding 7. Links: globale ligging van Neutraal
Moresnet. Midden
en rechts: de plaatsnamen verraden ons iets over de
aanwezigheid van metaalertsen in de bodem.
|
Het verband tussen plaatsnamen en
het voorkomen van metaalertsen in de bodem
Dat er
metaalertsen in dit gebied in de bodem zitten, wordt ook verraden door
de namen van plaatsen die we er aantreffen (afbeelding
7). Zo zijn de namen van de gemeente Kelmis (Duitstalig)
/ La
Calamine (Franstalig) afgeleid van het woord kalamijn, wat
zinkspaat betekent. En de plaatsnaam van het verderop gelegen Plombières
(Franstalig) die in het Duits Bleiberg
is, komt van de woorden plomb (lood in het Frans) en Blei (lood in het
Duits). Over deze plaats hebben we het verderop in dit item nog.
Leisteen en arkosezandsteen uit
het Boven-Devoon
Terug naar de N3
en dan via de N613
richting Moresnet. Ongeveer 500 meter voor het kruispunt onder het
spoorviaduct, onder kasteel Eulenburg, zijn in de berm tussen de
begroeiing
gelaagde zandige leistenen uit het Boven-Devoon (Famennien) te zien (afbeelding
8).
 |
| Afbeelding
8. Gelaagde zandige leistenen uit het Boven-Devoon
(Famennien) in de berm bij kasteel Eulenburg. |
We vervolgen de
N613 tot het kruispunt
onder het spoorviaduct bij Moresnet, een 1200 meter lange spoorwegbrug
over het
dal van de Geul. Op het kruispunt kan men rechtsaf, de Rue du Village
in.
Vrijwel meteen rechts ligt een oude groeve onder deze spoorbrug, waarin
gesteente
uit het Boven-Devoon (Famennien) ontsloten is. Het is vooral
glimmerrijke
zandsteen (arkosezandsteen) die een hoog veldspaatgehalte heeft. Daarin
komen
ook iets kleiige laagjes met soms plantenhaksel voor. Een aantal jaren
geleden was
in de groeve het profiel nog goed zichtbaar. Tegenwoordig is de groeve
grotendeels met afval opgevuld en valt er weinig meer te zien. Een
bordje bij
het gesloten toegangshek vermeldt dat het hier om een
privéterrein gaat dat
niet betreden mag worden. Hier wordt weer eens bewezen dat je het
bekijken van
interessante locaties nooit lang moet uitstellen want na verloop van
tijd
verdwijnen ze vaak. Vlakbij, bij de oprit naar Rue du Village 16 in
Moresnet, is
nog een
glimp van het gesteente te zien dat in brokstukken uit de wand steekt.
 |
| Afbeelding
9. Bij de Sint Remigiuskerk in Moresnet vinden we weer de
kolenkalk uit het Onder-Carboon. Naast oude grafkruisen (links)
van dit gesteente zien we er weer de fossielen zoals
zeeleliestengeltjes (de rondjes in de middelste
foto) en kolonievormende koralen (rechts)
in de traptreden bij de ingang. |
Kolenkalksteen uit
het
Onder-Carboon
Links
naast Rue du Village 21 volgen we ongeveer 250 meter een pad en komen
zo bij
een ongeveer 300 meter lange wand met duidelijk gelaagde kolenkalksteen
uit het
Onder-Carboon (Viséen). In de kalk zijn geplooide banken met
dwarskloven te
zien (afbeelding
10). Ook zien we er karstholten die gevuld zijn met een
rode
verweringsleem (afbeelding
10). Hier
heeft men vooral in de winter een prachtig uitzicht op het dal van de
Geul en
het spoorwegviaduct (afbeelding
10). Het eroderend vermogen van de kleine rivier is erg
duidelijk.

|
| Afbeelding 10. Links:
geplooide kolenkalksteen met dwarskloven
bij het spoorwegviaduct. Midden:
karstholte met verweringsleem op deze
plaats.
Rechts:
het spoorwegviaduct over het dal van de Geul. |
Zinkviooltjes en de Site
Calaminaire
In
Plombières ligt aan de Rue du
Casino de voormalige mijnsite (site calaminaire). De lood- en
zinkwinning is al
lang verleden tijd maar her en der zijn er nog overblijfselen van te
zien. We vinden
er bijvoorbeeld restanten van oude zinkovens (afbeelding
12). Minder zichtbaar zijn de
resten
van zware metalen zoals zink in de bodem. Dankzij die zware metalen
komen we
een bijzondere flora tegen. Het zinkviooltje is daarvan het meest
bekend. Het
heeft zich aangepast aan de overmaat aan zink. Van april tot juli
kunnen we het
op graslanden langs de rivier zien bloeien (afbeelding
11). De lood- en zinkertsen
komen vooral
voor in de kalkstenen uit het Onder-Carboon.

|
| Afbeelding
11. Zinkviooltjes
en de Geul bij Plombières |

|
| Afbeelding 12. Links:
brandlei in de geplooide gesteenten uit
het Namurien bij Plombières. Midden: bij
Plombières werd zowel looderts als zinkerts gewonnen. Hier
zien we er retorten
als
overblijfsel
van de zinkwinning. Rechts:
deze slak is een
overblijfsel van de zinkwinning bij Plombières. |
Brandlei uit het Boven-Carboon
Bij de
parkeerplaats aan de Rue du
Casino ligt een tijdens de Varistische gebergtevorming geplooide wand
met schalies
en zandstenen uit het Boven-Carboon (Namurien). Opvallend zijn laagjes
met
brandlei (afbeelding
12). Door deze laagjes weten we dat de zeebodem destijds
soms
plaatselijk
droogviel. Daar ontstonden dan moerassen waarin zich dunne veenlaagjes
ontwikkelden die we nu terugvinden als brandlei. Als we een stukje van
deze
brandlei tussen de vingers fijnwrijven, blijft er een stoffig zwart
goedje over.
Dat is de koolstof uit de brandlei. Deze koolstof is een overblijfsel
van de
planten die hier ooit groeiden. Eigenlijk zouden we deze brandlei
kunnen zien
als de voorloper van de steenkoollagen die we in latere afzettingen van
het
Carboon tegenkomen.
Een tunnel om de
Geul om te leiden
In Plombières gaat de N608 Rue de
l’Église heten. We volgen deze straat in de
richting van Völkerich. Daarbij kruisen we de Geul weer. Als
we op die plek de rivier stroomopwaarts bekijken, zien we dat hij uit
een tunnel tevoorschijn komt (afbeelding 13). Deze ongeveer honderd meter lange tunnel
werd in 1860 in het gesteente uitgehakt om de Geul om te leiden. De
rivier veroorzaakte namelijk overstromingen in het mijngebied en
daarbij liep rivierwater de mijngangen in. Met de omleiding van de
rivier maakte men een einde aan dit probleem.
 |
| Afbeelding 13. De Geul stroomt ten oosten van Plombières door een tunnel (links). Als we vanuit Plombières komen (rode pijl), kunnen we dat links van op de brug bekijken (midden). De rivier heet hier trouwens op z'n Frans 'La Gueule" (rechts). |
Voorbij deze tunnel kronkelt de
Geul in noordwestelijke richting en passeert Terbruggen om daarna
ongeveer een kilometer verder in de buurt van Cottessen Nederland
binnen te stromen.
Verder naar:
De Geul; van de Belgische grens tot
aan de monding in de Maas
Bij
de beschrijving van de locaties is sprake van momentopnames. De kans
bestaat dat situaties op een later tijdstip niet meer hetzelfde zijn.
Beschouw de vindplaatsgegevens en routebeschrijvingen dan ook als
richtlijnen die in mindere of meerdere mate veranderd kunnen zijn.
Bepaal zo nodig vooraf aan de hand van kaarten of de beschreven
situatie overeenkomt met de werkelijkheid. De foto's zijn op meerdere momenten gemaakt.
Tekst: Jan Weertz
Foto's: Jan en Els Weertz