|
|||
Fossiele en recente sponsenSponsen ofwel sponzen (Porifera) vormen een stam van het dierenrijk. We kennen zowel fossiele sponsen als recente sponsen. Op dit moment zijn er al meer dan 10.000 soorten bekend. Sponsen leven voornamelijk in zeeën en oceanen tot op een diepte van meerdere kilometers, waar ze op een harde ondergrond vastzitten. Sponzen zijn in feite vrij eenvoudige levensvormen. Gespecialiseerde organen zoals een hart en spijsverteringsorganen bezitten ze niet. Ook hebben ze geen spieren en zenuwen. Eigenlijk zouden we sponsen kunnen zien als een groot filtersysteem. Door heel kleine openingen in het oppervlak van de spons stroomt water naar binnen. Dit water komt in de spons in een buis terecht. Via het uiteinde van de buis aan de bovenkant van de spons (het osculum) verlaat het water de spons weer. In de spons wordt microscopisch plankton uit het water gefilterd. Dit plankton dient als voedsel. Ook wordt zuurstof uit het water opgenomen. Sponsen bestaan in feite uit een verzameling van enkele soorten cellen in een geleiachtige massa die zich in een skelet van skeletnaalden (spicula) bevinden. Dit skelet zorgt voor de stevigheid van de spons. De skeletnaalden kennen we in enkele soorten. Zo kennen we kalknaalden (bij kalksponsen ofwel Calcarea) die uit calciet of aragoniet bestaan, kiezelnaalden (bij glassponsen ofwel Hexactinellida) en spongine (bij hoornsponsen ofwel Demospongia). Koraalsponsen ofwel Sclerospongia hebben een skelet dat is opgebouwd uit zowel kiezelnaalden als spongine.
Het skelet van de spons dat we gebruiken als badspons of glazenspons, bevat spongine. Ze behoort dan ook tot de hoornsponsen. Tegenwoordig bestaan deze bad- en glazensponsen echter meestal uit synthetisch materiaal. Ze hebben niets met sponsdieren te maken. Een andere spons die hier apart genoemd moet worden, is Cliona celata. Het is een boorspons die in vooral kalksteen en schelpen van kalksteen kan boren. We komen de gaten (soms lijkt het zelfs op een gatenkaas) van deze sponsen regelmatig tegen bij de Tertiaire (Eoceen) schelpen van Cardita planicosta langs de Zeeuwse kust. Sponsen
kennen zowel een geslachtelijke als een ongeslachtelijke voortplanting.
De
eerste sponsen stammen uit het Precambrium. Daarna komen we ze in alle
geologische perioden tot heden tegen. In Nederland vinden we sponsen
vooral in
de Oosterschelde, onder andere de hierboven genoemde boorspons.
Tekst en foto's: Jan Weertz
|
|||
© De Belemniet |