In
Nederland is al sinds de prehistorie op diverse
plaatsen smeedijzer uit moerasijzererts en klapperstenen (afbeelding 1 + 2)
geproduceerd. Aan
de hand van foto's van een experiment ijzerproductie op de Veluwe
(Nederland) zoals in de middeleeuwen en foto's van houtskoolproductie
in de Harz (Duitsland) wordt in dit item duidelijk gemaakt hoe die
proces precies in z'n werk ging.
 |
Afbeelding
1. Moerasijzererts |
 |
Afbeelding
2. Klapperstenen |
Smeedijzer
uit ijzererts produceren is niet zo gemakkelijk. Om het proces te
verduidelijken,
moet eerst iets meer over het erts verteld worden. Dit bestaat in de
meeste
gevallen hoofdzakelijk uit ijzer(hydr)oxiden en siliciumdioxide.
Daarnaast
kunnen we er onder andere nog kleinere hoeveelheden calcium,
mangaan,
aluminium en zwavel in tegenkomen. Het proces 'van ijzererts tot ijzer'
komt
eenvoudig gezegd op het volgende neer. Allereerst moet het erts
geroosterd
(verhit) worden waardoor onder andere vocht en zwavel kunnen
ontsnappen. Dit
roosteren gebeurt in een open vuur. Na het roosteren moet het erts
eerst
afkoelen en dan wordt het in kleine stukjes geslagen (afbeelding
3).
 |
Afbeelding
3. Het moerasijzererts is klaar om te roosteren (links).
Tijdens het roosteren wordt het vuur met blaaspijpen van extra lucht
voorzien om beter te branden (midden).
De geroosterde brokken
moerasijzererts worden in stukjes gehakt (rechts). |
Vervolgens
gaat
het de
lemen oven in. Deze oven is al eerder opgebouwd en goed drooggestookt.
Bij het
winproces wordt beurtelings en met tussenpozen erts en houtskool in de
oven
gestort. Steeds als deze mix weer in de oven is weggezakt, wordt een
nieuwe
hoeveelheid toegevoegd (afbeelding
4 + 5).
 |
Afbeelding
4. De oven met de blaasbalgen (boven links), het in
stukjes geslagen en geroosterde moerasijzererts (boven rechts) en de
in
kleine stukjes houtskool (onder). |
 |
Afbeelding
5. In de oven worden beurtelings erts en houtskool
gestort. Met blaasbalgen wordt extra lucht toegevoerd om het vuur
harder te laten branden en een grotere hitte te krijgen. |
De
houtskool die bij dit proces wordt gebruikt, wordt uit hout gewonnen in
zogenaamde houtskoolmeilers (afbeelding
6 + 7).
Zo’n houtskoolmeiler bestaat uit een grote stapel van stukken
hout. Die dekt men luchtdicht af. In de meiler zitten enkele luchtgaten
die afgesloten kunnen worden. Als deze constructie klaar is, wordt de
meiler aangestoken. In het begin wordt via de luchtgaten voldoende
lucht toegevoerd om de verbranding goed op gang te brengen en om de
temperatuur in de meiler op te laten lopen. Als de juiste temperatuur
bereikt is, worden de luchtgaten en daardoor de zuurstoftoevoer
afgesloten. Met teveel zuurstof zou het hout namelijk verbranden en dat
wil men juist niet. Het hout moet namelijk alleen maar verkolen.
Tijdens dit stookproces van meerdere weken wordt het verkolen in de
meiler gereguleerd via de luchtgaten. Na voltooiing van het proces laat
men de houtskoolmeiler afkoelen. Daarna wordt de deklaag verwijderd en
komt de houtskool vrij.

|
Afbeelding
6.
Het bouwen van een houtskoolmeiler (links).
In de meiler verandert het
hout door onvolledige verbranding in houtskool. In de linker hoop is
dat proces gaande. De rechter hoop is kant en klare houtskool (rechts).
|
 |
Afbeelding
7. Het openen van de meiler. De houtskool is goed te zien
(boven).
Enkele stadia van het proces van hout tot houtskool (onder). |
In die
oven moeten twee dingen gaan gebeuren. Het ijzer
komt in het erts als een verbinding met zuurstof voor in de vorm van
ijzeroxide. Die zuurstof moet eerst van het ijzer
‘losgekoppeld’ worden. Om de
zuurstof te kunnen loskoppelen en te laten ontsnappen, wordt houtskool
gebruikt. De zuurstof gaat dan een nieuwe verbinding aan met de
koolstof uit de
houtskool en die ontsnapt als koolmonoxide en kooldioxide. De houtskool
is dus
niet alleen maar brandstof. Dan
volgt het smelten. Het ijzer in
het erts heeft een hoger smeltpunt dan het siliciumdioxide (kiezelzuur)
en de
andere erin voorkomende stoffen. Het siliciumdioxide en de andere
stoffen
zullen dus op een gegeven moment smelten en als 'slak' uit de oven
wegstromen (afbeelding
8)
waardoor alleen het ijzer in de oven achterblijft. De ideale
temperatuur in de
oven ligt rond de 1125 graden Celsius.

|
Afbeelding
8.
De slak drupt aan de onderkant uit de oven (links). Stukken slak
(oud)
uit een ijzeroven. De stroompatronen zijn goed te zien (rechts).
|
Het
hele stook- en smeltproces kan een hele dag in beslag
nemen. Vervolgens moet de oven afkoelen waarna de door het winproces
ontstane
sponzige ijzermassa uit de oven gehaald kan worden (afbeelding
9). Deze sponzige
ijzermassa
staat bekend als 'wolf' of 'loup'. Deze wolf is nog niet geheel zuiver;
er
zitten nog verontreinigingen in. Deze moeten verwijderd worden door
opnieuw
verhitten en hameren. Van het eindproduct konden dan voorwerpen gesmeed
worden.

|
Afbeelding
9. De wolf wordt uit de oven
gehaald. |
Naast
deze methode bestaan er procédés waarbij het
ijzererts in zijn geheel vloeibaar gemaakt wordt om het ijzer van het
restgesteente te kunnen scheiden. Dit gebeurt in zogenaamde hoogovens.
Hoogovens kwamen echter pas vrij laat in de geschiedenis in zwang. De
slakken
die bij dit proces ontstonden, zien er heel anders uit dan de slakken
die we van
de meer primitieve smeedijzeroventjes kennen.
Tekst en foto's: Jan Weertz