|
|
|||||||||||||||||||||
GranietZowel stollingsgesteente als dieptegesteenteGraniet is een stollingsgesteente dat voornamelijk uit drie mineralen is opgebouwd: kwarts, veldspaat en glimmer. Deze mineralen zijn duidelijk in het gesteente herkenbaar (afbeelding 2, 4 en 7). Stollingsgesteenten ontstaan door de stolling van gesmolten gesteente. Als gesmolten gesteente zich onder het aardoppervlak bevindt, noemen we het magma. Als het aan de oppervlakte komt, spreken we van lava. Bij graniet gaat het om een stollingsgesteente dat diep onder het aardoppervlak ontstaat. Daardoor is graniet niet alleen een stollingsgesteente maar ook een dieptegesteente.
Het kwarts in graniet is meestal grijs van kleur. De veldspaat (kaliveldspaat of plagioklaas) is er in meerdere kleuren. Hij kan crème, roze of wit zijn. De belangrijkste glimmersoorten zijn muscoviet en biotiet. Ze kunnen allebei in graniet voorkomen. Glimmer is er in meerdere kleuren. Door de verschillen in kleur van de mineralen komt graniet ook in meerdere soorten kleur voor.
Doordat het gesmolten gesteente waaruit graniet ontstaat op grotere diepte stolt, hebben we met een langzame afkoeling te maken. Daardoor hebben de mineralen erin voldoende tijd om grotere kristallen te vormen. De kristallen konden net zo lang blijven groeien tot alle mineralen uitgekristalliseerd waren.
Onder hoge druk en temperatuur kan graniet omgezet worden in het metamorfe gesteente gneis dat een karakteristieke gebande structuur heeft.
Graniet komt vrijwel overal ter wereld (behalve in de oceaanbodem die uit basalt bestaat) voor. Zo vinden we het ‘van nature’ (in de ondergrond) in de ons omringende landen België, Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië. In Nederland kennen we graniet alleen in de vorm van zwerfstenen. De meeste daarvan vinden we in de noordelijke provincies en ze zijn vanuit Scandinavië hiernaartoe getransporteerd door de gletsjers van het landijs tijdens het Saale-glaciaal (de Saale ‘ijstijd’; afbeelding 1). In Scandinavië vinden we het graniet namelijk wel weer ‘van nature’ (in de ondergrond). Ook in de meer zuidelijke provincies van Nederland kunnen we in geringe mate granieten als zwerfsteen vinden. Ze zijn hier terechtgekomen door de Rijn en de Maas. Maar Nederland heeft dus in feite geen eigen graniet. Dat komt doordat de bodem van ons land is opgebouwd uit afzettingsgesteenten.
Graniet is dus een dieptegesteente; het ontstaat diep onder het aardoppervlak. Dat we in de bovengenoemde landen graniet aan of nabij de oppervlakte tegenkomen, heeft te maken met tektoniek waardoor de aardkorst vervormd raakte. Door verheffing en plooiing van die aardkorst (gebergtevorming) konden gesteenten uit de diepte aan de oppervlakte komen. Vaak hielp de erosie ook een handje mee waardoor nog boven het graniet voorkomende lagen ‘opgeruimd’ werden. Door de tektoniek kennen we gebergten die voor een belangrijk deel uit graniet bestaan.
Als graniet door verwering uit elkaar valt, krijgen we in eerste instantie weer allemaal losse mineralen (afbeelding 7). In hoofdzaak zullen dat weer kwarts, veldspaat en glimmer zijn. Waar gesteentelichamen van graniet aan de oppervlakte voorkomen, kun je dat verweringsverschijnsel vaak goed waarnemen (afbeelding 3, 4 en 8). In het gesteentegruis dat je er aantreft, zie je meestal nog de afzonderlijke mineralen. Maar daarna gaat de verwering nog verder. Zo kunnen uit de verweerde glimmer en veldspaat op den duur kleimineralen ontstaan. Dit proces komt al op gang voordat de graniet helemaal uit elkaar is gevallen. Kwartskorreltjes zijn zeer verweringsresistent. We vinden ze daardoor vaak terug als hoofdonderdeel van zand, bijvoorbeeld het zand van de Nederlandse en Belgische stranden.
Graniet is een hard en sterk gesteente. Daarom werd en wordt het in de bouwwereld op uitgebreide schaal toegepast (afbeelding 9). We vinden het terug als bestratingsmateriaal, als bouwsteen, als grafmonument en als siersteen voor de bekleding van gebouwen.
In de prehistorie werden in Nederland en Noord-Duitsland grote, tonnen zware granieten zwerfstenen veelvuldig gebruikt voor het maken van megalithische grafkamers. Denk hierbij aan de hunebedden in Drenthe. In het verleden zijn veel van deze hunebedden gesloopt omdat men de in stukken geslagen (of met explosieven opgeblazen) grote zwerfstenen ervan gebruikte als dijkversteviging.
Tekst : Jan Weertz Foto's: Jan en Els Weertz |
|||||||||||||||||||||
| © De Belemniet |