|
|||||||||||||||||||
Toepassing van vuursteenVuursteenbewerking in de prehistorie: geslepen vuurstenen bijlen Dit item behandelt vuurstenen bijlen in het algemeen. Bijlen konden bijvoorbeeld verschillen in vorm en grootte tijdens de diverse tijdseenheden van het stenen tijdperk. De standaard bijl bestaat niet. Om van een brok vuursteen een geslepen bijl te maken, werden net zo lang stukken van het brok weggeslagen (en soms weggedrukt) tot de gewenste vorm (halffabrikaat) overbleef (afbeelding 6). Als hamer kon hiervoor steen, been, gewei of hout gebruikt worden. Veel tijd hoefde deze klus niet in beslag te nemen; binnen een kwartier kon het vuursteenbrok in een halffabrikaat bijl omgevormd worden. De halffabrikaat bijl kon vervolgens geslepen ofwel gepolijst worden. Dit slijpen gebeurde op een handslijpsteen (vaak van zandsteen, afbeelding 6 en 7) of op een van de zeer grote, enige duizenden kilogram zware slijpstenen die we op veel plaatsen ter wereld tegenkomen (afbeelding 1).
Tijdens
het slijpen werd de halffabrikaat bijl over het oppervlak van de
slijpsteen ofwel polissoir heen en weer bewogen. Hierbij kon enig water
gebruikt worden. Hoeveel tijd het slijpen van een bijl in beslag nam,
was onder andere afhankelijk van de grootte van de bijl. Ook de diepte
van de uithollingen op de steen, die ontstonden door het wegslaan van
afslagen, was bepalend voor de tijdsduur. Als die uithollingen op het
oppervlak van de bijl diep waren dan moest meer steen weggeslepen
worden en nam de klus dus meer tijd in beslag. Een goede
vuursteenbewerker zal er dus wel voor gezorgd hebben dat de
uithollingen maar zeer oppervlakkig waren. Tijdens een experiment lukte
het om een bijl van zo'n 10 centimeter lengte in 12 uur te slijpen. Bij
een later experiment met diepere uithollingen, waren 31 uur nodig. De
foto's van afbeelding 6 geven een idee van dit laatste
experiment.
Waarschijnlijk werd het slijpwerk over meerdere dagen of weken uitgesmeerd. De prehistorische mens heeft deze activiteit misschien wel uitgevoerd rond het vuur in de avonduren, terwijl hij zat te luisteren naar verhalen die oudere stamgenoten ‘over vroeger’ vertelden. Een bioloog die meerdere jaren bij de Papoea’s in Papoea-Nieuw-Guinea heeft doorgebracht, wist te vertellen dat die mensen hun stenen bijlen bij zich droegen om eraan te slijpen als er tussendoor tijd voor was.
Als
de bijl klaar was, moest deze nog in een steel gezet worden. Dit kon op
meerdere manieren gebeuren. Een van de manieren is het inzetten van de
geslepen bijl in een houten steel met een verdikt uiteinde (afbeelding 8). In dit
verdikte uiteinde werd een gat gemaakt waar de bijl in paste. Doordat
de bijl naar de top toe smaller werd, klemde deze zich vanzelf in het
gat vast.
In de loop der tijd zijn nogal wat experimenten uitgevoerd om achter de doelmatigheid van geslepen bijlen te komen. Daarbij ontdekte men dat een dennenboom van 25 centimeter dikte in 20 minuten tijd omgehakt kon worden. Voor het kappen van een 30 centimeter dikke els had men ongeveer een uur nodig. Een nadeel van deze (vuur)stenen bijlen was ongetwijfeld het breukgevaar. Eén verkeerde slag kon de bijl zwaar beschadigen of zelfs doormidden laten breken. De overblijfselen van zulke stukgeslagen bijlen worden tegenwoordig nog regelmatig teruggevonden. Tekst en foto's: Jan Weertz |
|||||||||||||||||||
© De Belemniet |