|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BelemnietenWat zijn belemnieten?
Belemnieten zijn een uitgestorven groep tienarmige inktvissen. Ze behoren tot de stam (phylum) van de weekdieren (Mollusca). Deze stam is weer in een aantal klassen onderverdeeld. Daartoe behoren de klasse van de tweekleppigen (Bivalva), de klasse van de slakken (Gastropoda) en de klasse van de koppotigen (Cephalopoda). Net zoals de eveneens uitgestorven ammonieten, behoren de belemnieten tot de koppotigen (Cephalopoda).
Belemnieten leken erg veel op de huidige pijlinktvissen, die ook tien armen hebben op de kop rondom de mond (afbeelding 2). In deze mond zitten kaken die iets aan een snavel doen denken. Pijlinktvissen, die ook in de Noordzee voorkomen, kunnen een inktachtige vloeistof uitscheiden als ze zich bedreigd voelen. Via een trechter kunnen de dieren water met kracht uitstoten en zich daardoor voortbewegen.
Zeekatten ofwel sepia's
Een andere soort inktvissen in de Noordzee zijn de zeekatten ofwel sepia's (afbeelding 4). Hun inwendige schelp vinden we regelmatig op de stranden langs de Noordzee. Deze schelpen bestaan uit aragoniet en ze worden in dierenwinkels wel als zeeschuim verkocht om als kalkbron voor vogels te dienen. De platte inwendige schelpen van de sepia zien er echter heel anders uit dan die van belemnieten die kogelvormig zijn.
Wanneer leefden belemnieten? We kennen belemnieten uit het Paleozoïcum en Mesozoïcum. Ze kwamen het meeste voor tijdens Jura en Krijt. Aan het einde van het Krijt stierven ze uit.
Iets meer over het leven van
belemnieten De levenswijze van de belemnieten zal op die van onze moderne zeekatten (sepia's) en pijlinktvissen hebben geleken. Wellicht hebben belemnieten in scholen geleefd. Zuignappen zoals we die van tegenwoordige inktvissen kennen, hadden de belemnieten niet. In de plaats daarvan hadden ze haakjes van kalkfosfaat om de prooi vast te grijpen. Hun snavelachtige, hoornen kaak is vergelijkbaar met die van de pijlinktvissen en zeekatten. Als voedsel zullen waarschijnlijk onder andere vissen hebben gediend. Zelf zullen de belemnieten weer zijn opgegeten door andere roofdieren zoals de uitgestorven ichthyosaurus. In fossiele magen van deze zeereptielen zijn namelijk wel vaker kalkfosfaten haakjes van de vangarmen van belemnieten gevonden. Belemnieten konden zo'n vier jaar oud worden.
Fossiele
overblijfselen van belemnieten Rostrum, phragmocoon en proöstracum (afbeelding 8) vormen tezamen het inwendige skelet van een belemniet. Als fossiele overblijfselen van belemnieten vinden we tegenwoordig meestal alleen maar het achterste deel van de inwendige schelp terug. We noemen dit het rostrum. In de volksmond wordt dit rostrum net zoals het gehele dier gewoon 'belemniet' genoemd. De holte aan de voorkant van dit rostrum noemen we de alveolus. Als we belemnieten vinden, is deze alveolus vaak afgebroken en dus verdwenen. Soms is de alveolus wel nog aanwezig en in zeldzame gevallen treffen we nog het phragmocoon aan; een conisch uitlopend schelpdeel aan de voorkant. Tenslotte groeit aan de voorkant van het phragmocoon het proöstracum. Maar ook dat treffen we vrijwel nooit aan als we belemnieten vinden. Het fragiele phragmocoon bestaat uit aragoniet. Het massieve en daardoor robustere rostrum daarentegen is van calciet. Daardoor fossiliseert het rostrum beter.
Waar worden belemnieten in
Zuid-Limburg gevonden? Dergelijke rostra kunnen we in bepaalde afzettingen in grote aantallen aantreffen. Zo vinden we ze veelvuldig in Zuid-Limburg in bepaalde delen van de Formatie van Gulpen (Boven-Krijt). Daar komen ze in het gebied tussen Slenaken, Gulpen en Vaals in bepaalde delen van de tot deze formatie behorende Kalksteen van Vijlen (zie de schema's in de afbeelding hieronder) zo massaal voor, dat we die laag wel het belemnietenkerkhof noemen. Vooral in de dalhellingen van de rivieren Gulp en Geul zijn ontsluitingen aan te treffen. Helaas bieden deze ontsluitingen lang niet altijd goede vindplaatsen. Oude groeves liggen vaak op privéterrein. Bovendien zijn ze vervallen en door de vegetatie weer overwoekerd, waardoor zoeken naar de fossielen vrijwel onmogelijk is. De ontsluitingen bevinden zich echter ook in de bermen van (holle) wegen. Als daar op de juiste plekken mollen en dassen de ondergrond tijdens hun graafwerkzaamheden naar buiten werken, zijn daar nogal eens rostra te vinden (afbeelding 7). Vroeger werden op goede vindplaatsen meerdere honderden exemplaren per vierkante meter gevonden. Naast deze rijkdom aan belemnieten in vooral een glauconietlaag in de Kalksteen van Vijlen vinden we aanrijkingen ervan in een glauconietlaag in de Kalksteen van Beutenaken.
Levende belemnieten waren veel
groter dan de fossiele rostra die we tegenwoordig terugvinden. Hoewel we meestal alleen het rostrum terugvinden, zijn ook goed geconserveerde belemnieten bekend. Daarbij zijn zelfs de weke delen herkenbaar. Door deze vondsten weten we dat levende dieren overigens veel groter waren dan uit de gevonden rostra blijkt.
Megateuthis
gigantea
De meeste rostra van belemnieten zijn niet langer dan tien centimeter maar er zijn exemplaren van bijna een halve meter bekend. Deze zeer grote rostra zijn afkomstig van Megateuthis gigantea (afbeelding 12) die tijdens de Juraperiode leefde. Het dier zelf moet zo'n drie meter lang zijn geweest.
Belemnieten en volksgeloof Van (de rostra van) belemnieten mag men wel zeggen dat ze een bijzondere vorm hebben. Hun langwerpige en puntige uiterlijk laat ze opvallen in de omgeving waarin ze gevonden worden. Dat is zowel het geval in het oorspronkelijke gesteente waarin ze ooit ingebed werden als aan de oppervlakte in de losse grond van bijvoorbeeld akkers en wegbermen (afbeelding 7) waarin ze na verwering en erosie van het oorspronkelijke gesteente terecht gekomen zijn. Dit trok al in het verre verleden de aandacht van de mens. Een verklaring voor deze bijzonder gevormde stenen had men echter niet. De fantasie deed vervolgens de rest. Het geloof dat ze tijdens onweersbuien uit de hemel werden geworpen, was wijd verbreid. Ze werden daarom vaak als donderstenen of donderpijlen aangeduid. Wellicht heeft het feit dat ze na een plensbui met onweer aan de oppervlakte schoongespoeld werden – waardoor ze beter te vinden waren – aan het idee bijgedragen dat het bliksemschichten waren. Men geloofde dat als men zo’n dondersteen in huis had, dit bescherming zou bieden tegen blikseminslag. Maar belemnieten dienden niet alleen ter bescherming, men schreef er ook allerlei geneeskrachtige werkingen aan toe. Om ze als geneesmiddel te kunnen toedienen, werden ze eerst vermalen tot poeder. Voor welke kwaal of ziekte en voor welk ongemak dit poeder werd toegepast, kon van gebied tot gebied verschillen. Men kent onder andere het gebruik bij reuma, bij slangenbeten, bij pijnlijke ogen, malaria, geelzucht en zelfs bij onvruchtbaarheid. Een goed onderbouwd verhaal over een opmerkelijke toepassing van belemnieten bij de besmetting van paarden door horzels (waarschijnlijk de paardenhorzel Gasterophilus intestinalis) levert Christopher Duffin van het Natuurhistorisch Museum in London in zijn artikel “An early eighteenth-century treatment for equine bot fly” (in 2024 verschenen in Acta historiae medicinae, stomatologiae, pharmaciae, medicinae veterinariae). Paardenhorzels leggen hun eitjes op paarden. Door likken van het paard komen ze daarna in de dier terecht waar ze dan voor allerlei ontstekingen kunnen zorgen, soms met fatale afloop. Het artikel van Duffin gaat over observaties van de Schotse arts en schrijver Martin Martin uit de 17e/18e eeuw. De er in genoemde belemnieten stammen uit Jura-afzettingen (klei) op het Schotse eiland Skye en ze behoren waarschijnlijk tot het geslacht Megateuthis. Mogelijk gaat het om de soort Megateuthis gigantea (afbeelding 12). Paarden kregen water te drinken waarin de betreffende belemnieten uren waren geweekt. Martin had het idee dat de belemnieten in de klei groeiden. Dat was in die tijd geen vreemde gedachte; fossielen zouden ontstaan door natuurkrachten die door God waren ingesteld. Vanuit dit oogpunt was de geneeskrachtige toepassing van belemnieten bij paarden dan ook niet zo vreemd.
Tekst en foto's: Jan Weertz
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© De Belemniet |